Demissionair minister Ferd Grapperhaus heeft een commissie ingesteld die onderzoek moet doen naar de aard en omvang van georganiseerd sadistisch kindermisbruik in Nederland. UvA-hoogleraar Jan Hendriks (65, forensische orthopedagogische diagnostiek en behandeling) leidt het project. ‘Het kan gaan om kindermisbruik in gezinsverband, maar ook om een groep mensen die kinderen ronselt om te misbruiken.’
Wat is georganiseerd sadistisch kindermisbruik eigenlijk?
‘Over de precieze term bestaat discussie in de literatuur. Enerzijds kan het gaan om een groep mensen die kinderen ronselt om te misbruiken, soms met rituele aspecten. Dan kunnen er kaarsen, kruisen en andere satanische aspecten bij betrokken zijn. Anderzijds kan sadistisch kindermisbruik in gezinsverband plaatsvinden, vaak met fysiek geweld of psychische druk: “als je niet meewerkt, doe ik je broertje wat aan”. En kinderen buiten het gezin kunnen erbij betrokken worden. We weten nog weinig over de praktijk of het aantal meldingen dat jaarlijks plaatsvindt.’
De Tweede Kamer pleitte in een motie voor het instellen van de commissie na een uitzending van onderzoeksprogramma Argos in 2020. Voor de uitzending, getiteld Glasscherven en duistere rituelen, kwam Argos in contact met tweehonderd mensen die slachtoffer zeiden te zijn van misbruik, loverboys en sekten. Een aantal van de verhalen had rituele kenmerken: denk aan martelingen en het offeren van baby’s. Argos analyseerde de verhalen en toetste de aannames over georganiseerd ritueel misbruik. Hier de hele uitzending.
Waarom weten we zo weinig over dit onderwerp?
‘Bij de politie worden weinig officiële meldingen en aangiftes gedaan, veel verklaringen worden als kansloos ingeschat. Melders vertellen niet altijd een concreet verhaal of zeggen dat ze bedreigd zullen worden als ze dat wel doen. Dat is niet ongebruikelijk bij misbruikverhalen: zeker als de dader een bekende is, is aangifte doen moeilijker. Maar de politie kan dan weinig, er is houvast nodig om een onderzoek in te stellen. Zonder houvast is de kans op succesvol onderzoek heel klein. Dat is uiteraard teleurstellend voor degene die aangifte heeft gedaan.’
Hoe gaat u dit onderzoek uitvoeren?
‘Formeel gaan we beschikbare informatie rondom het fenomeen van georganiseerd sadistisch kindermisbruik verzamelen. We spreken met alle organisaties die erbij betrokken zijn: melders, slachtoffers, therapeuten, wetenschappers en experts, zoals de journalisten van de Argos-uitzending. We spreken ook met belangenorganisaties voor ouders die (ten onrechte) beschuldigd zijn van seksueel grensoverschrijdend gedrag van kinderen, we doen literatuuronderzoek en we spreken met onderzoekers uit het binnen- en buitenland. Op basis van die bevindingen brengen we een advies uit aan de opsporing en doen we aanbevelingen over het instellen van een meldpunt. Voelen melders zich veilig genoeg om aangifte te doen? En wat kan de politie doen om het voor melders gemakkelijker te maken om hun verhaal te vertellen?’
In het Argos-onderzoek wordt ook de vraag opgeworpen of georganiseerd seksueel kindermisbruik, met groepen die kinderen ronselen, in Nederland eigenlijk wel bestaat. Hoe denkt u daarover?
‘Ik ga me nu heel formeel opstellen: wat ik denk is niet belangrijk. Het gaat om de uitkomsten van het onderzoek. We weten in ieder geval uit eerder onderzoek dat georganiseerd seksueel misbruik bestaat. We weten echter niet in welke mate en het is ook onduidelijk hoe betrouwbaar de verklaringen van de melders/slachtoffers zijn.’
Waarom wordt getwijfeld aan de betrouwbaarheid van slachtofferverklaringen?
‘Aangiftes worden soms jaren later gedaan, en herinneringen kunnen door allerlei aspecten beïnvloed zijn waardoor een verklaring minder betrouwbaar wordt. Daarnaast heb je het debat over “hervonden herinneringen”: er zijn mensen die in een bepaalde therapie hadden ontdekt dat ze slachtoffer waren geweest van georganiseerd kindermisbruik. Maar het was onduidelijk of die therapie niet tot deze herinneringen had geleid terwijl dat misbruik helemaal niet had plaatsgevonden. Herinneringen zouden zijn ‘geplant’ door hypnose of het stellen van suggestieve vragen, zeiden sommige onderzoekers, zodat mensen meenden dat ze iets hadden meegemaakt terwijl dat niet was gebeurd. Overigens is dat wel een discussie die al langer gevoerd wordt, het is geen kernpunt in ons onderzoek.’
De Argos-journalisten zeiden dreigberichten te hebben ontvangen tijdens hun onderzoek. Is dat iets waarmee u ook rekening houdt?
‘We hebben bepaalde telefoontjes binnengekregen die niet van het meest fraaie soort waren. Het onderwerp wordt door sommige mensen in verband gebracht met bepaalde complottheorieën, en daar zitten mensen tussen die vrij extreme standpunten innemen. Die telefoontjes hebben dus meer te maken met complotdenkers dan met georganiseerde netwerken die ons aan het bedreigen zijn. Ik denk dat Jaap van Dissel soortgelijke telefoontjes heeft gehad. Het onderwerp roept reacties op, zoals alles wat in de media verschijnt reacties oproept.’
Waarom bent u de juiste persoon om leiding te geven aan dit onderzoek?
‘Ik ben lid geweest van de commissie-Samson die onderzoek deed naar seksueel kindermisbruik in de jeugdzorg en van de commissie-De Winter die onderzoek deed naar geweld in de jeugdzorg. Ze dachten waarschijnlijk: die man heeft in twee grote en belangrijke commissies gezeten, hij heeft er wat ervaring mee. Dat geldt ook voor mijn collega in de commissie, hoofddocent Anne-Marie Slotboom van de Vrije Universiteit, die veel kennis heeft op het gebied van vrouwencriminaliteit en slachtofferschap. Wij staan allebei los van het onderwerp en hebben ons in de media niet eerder hierover uitgesproken, wat goed is als we als commissie enigszins neutraal en acceptabel willen zijn.’
Wanneer moet het onderzoek zijn afgerond?
‘Op 1 april 2022. Dan hopen we alle belanghebbenden gesproken te hebben en al hun verhalen grondig op papier te hebben gezet. We willen dat iedereen het gevoel heeft serieus genomen te zijn. Wij doen niet aan waarheidsvinding, maar we willen de zaak wel goed van alle kanten beschrijven en proberen met oplossingen te komen. Hoe kan het beter, voor slachtoffers, melders, politie, therapeuten, en zijn verbeteringen überhaupt mogelijk?’