Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Windows / Unsplash
actueel

Zijn honoursprogramma’s nog van deze tijd?

Dirk Wolthekker,
25 februari 2021 - 15:00

Hoe exclusief mag onderwijs zijn? Nu kansengelijkheid en inclusie belangrijke politieke thema’s zijn geworden, is het ook de vraag of het exclusieve honours-onderwijs niet op de schop moet. ‘Wie niet uit een universitair milieu komt en de universitaire mores niet kent, komt mogelijk minder snel met dit soort programma’s in aanraking.’

‘Binnen de academische gemeenschap gaan regelmatig stemmen op dat honours-onderwijs voor iedereen toegankelijk zou moeten zijn,’ schreef onlangs Peter van Tienderen, decaan van de Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica (FNWI) en honours-decaan van de UvA, in zijn maandelijkse facultaire column. Zijn impliciete boodschap: die toegankelijkheid is binnen deze vorm van onderwijs niet per se gegarandeerd en is daarom wellicht aan herziening toe. In dezelfde column liet hij doorschemeren dat het honours-onderwijs eigenlijk niet meer bij de tijdgeest past want het heeft ‘een exclusief en elitair karakter’.

Foto: Dirk Gillissen
Peter van Tienderen

30 studiepunten

Ook wie niet deel uitmaakt van de dagelijkse hoger onderwijspraktijk kan wel vermoeden dat de term ‘honours-onderwijs’ niet van toepassing is op regulier UvA-onderwijs, het is iets ‘eervols’, niet voor iedereen dus. Op de UvA-website wordt het wervend omschreven als een vorm van bachelor-onderwijs voor studenten die ‘meer uitdaging’ willen en daarom ‘extra vakken’ volgen. ‘Je verdiept én verbreedt je leerstof. Een honours-programma bestaat uit 30 studiepunten en volg je bovenop je gewone bacheloronderwijs. Elk programma bestaat uit vakken bij je eigen bachelor én uit interdisciplinaire honours-vakken die elders zijn georganiseerd, zoals door het Instituut voor Interdisciplinaire Studies, de Vrije Universiteit en het Amsterdam University College.’

 

Topstages

Wie zo’n programma wil volgen moet aan ingangseisen voldoen, maar het diploma geeft daarna ook extra kansen. Zo meldt de honours-pagina van de wiskunde-opleiding van de UvA: ‘Het behalen van het honours-certificaat biedt goede perspectieven op stages en (top)masteropleidingen in binnen- en buitenland en banen.’ De rechtenopleiding doet er nog een schepje bovenop: ‘Je ontmoet juristen uit de praktijk en bouwt zo al vroeg een netwerk op’ en ‘je kunt een interdisciplinair vak volgen waarmee je zelf bepaalt in welke richting je jouw programma verbreedt of verdiept, bijvoorbeeld een literatuurcursus in Venetië of statistiek in strafrechtelijk bewijs.’

‘Gun je die waanzinnige stages en topmasteropleiding niet aan iedere student, getalenteerd of niet?’

Maar gun je die waanzinnige stages en topmasteropleiding niet aan iedere student, getalenteerd of niet? Iedereen antwoordt waarschijnlijk ‘ja’, maar de praktijk is anders, zo blijkt uit Nijmeegs onderzoek onder duizend hoger onderwijsstudenten van wo (niet de UvA) en hbo. Daarbij werd gekeken naar de selectiekansen om aan dergelijke programma’s mee te doen.

 

Wat blijkt? Studenten met lager opgeleide ouders worden minder vaak toegelaten tot excellentieprogramma’s dan studenten met hoger (universitair) opgeleide ouders. Ook blijkt het inkomen van de ouders een rol te spelen bij de selectie: studenten afkomstig uit een gezin met een modaal gezinsinkomen maken minder kans op selectie ten opzichte van studenten afkomstig uit gezinnen met een bovenmodaal inkomen.

 

Onderscheid

Socioloog Sara Geven, gespecialiseerd in onderwijsongelijkheid, verbaast zich niet over deze ongelijkheid, al voegt ze eraan toe: ‘De resultaten laten zien dat studenten die deelnamen aan honours-programma’s uit kansrijkere sociale milieus kwamen dan studenten die niet deelnamen aan de programma’s, maar ook niet in aanmerking kwamen voor deze programma’s. Wanneer er alleen werd gekeken naar de groep studenten die ook daadwerkelijk in aanmerking kwam voor een programma, werden er geen sociale milieu-verschillen gevonden tussen de deelnemers en de niet-deelnemers. Eigenlijk laten de resultaten dus zien dat er milieuverschillen zijn in de prestaties van studenten op de universiteit. Mogelijk komt dit omdat studenten uit hogere milieus beter hun weg weten te vinden op de universiteit, of hoeven ze naast hun studie minder te werken, waardoor ze beter presteren. Die ongelijkheden los je niet op met het afschaffen van de honours-programma’s.’

Foto: Arenda Oomen Fotografie
Minister Ingrid van Engelshoven

Geven stelt dat het belangrijk is dat er goede bekendheid en voorlichting rond dit soort programma’s is. ‘Wie niet uit een universitair milieu komt en de universitaire mores niet kent, komt mogelijk minder snel met dit soort programma’s in aanraking. En daarnaast: het volgen van een honours-programma is weliswaar niet duurder dan een reguliere bachelor, maar het kost wel tijd. Je hebt dan dus ook minder tijd voor een bijbaantje. Als je daarvan afhankelijk bent in tijden waarin geen beurzen meer bestaan, kan het maar zo zijn dat zo’n honours te kostbaar is.’

 

Naar aanleiding van het Nijmeegse onderzoek stelde de PvdA Kamervragen aan (inmiddels demissionair) minister Van Engelshoven, maar die legde de bal neer bij de universiteiten. Ze antwoordde kansenongelijkheid uiteraard ‘geen goede zaak’ te vinden, maar legde de verantwoordelijkheid verder bij de universiteiten.

 

Proeftuin

Honours-decaan Van Tienderen zegt dat de discussie over het honours-onderwijs van start moet gaan en geeft daarbij een voorzet door te zeggen dat hij het honours-onderwijs in de toekomst ‘in een breder kader’ wil gaan zien. ‘Er is een variatie in studenten, hun interesses en hun capaciteiten. We zouden dat op verschillende manieren moeten accommoderen. Voor een deel van de studenten kan daar honours-onderwijs in passen. Het is overigens zeker niet de bedoeling om extra geld van studenten te vragen voor honours-onderwijs en op die manier te selecteren. Maar omdat het extracurriculair is – en daarmee dus niet door het Rijk wordt bekostigd – is er inderdaad wel een limiet aan de instroom.’

 

‘Als het voor iedereen is, zou het in het reguliere programma moeten worden opgenomen. Voor een aantal aspecten van het honours-onderwijs – zoals de interdisciplinaire en vormende onderdelen van een opleiding – is dat ook al het geval. Zelf vind ik het een interessante gedachte dat als we iets extra aanbieden aan studenten in de vorm van een honours-programma op hoog niveau, of het dan ook niet redelijk zou zijn iets terug te verwachten. Dat kan bijvoorbeeld zijn dat een bepaald thema eerst wordt getest en uitgewerkt in een honours-context, als een soort proeftuin, en het door of met input van studenten wordt doorontwikkeld voor regulier onderwijs.’