Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Monique Kooijmans (UvA)
actueel

Diversiteit op de UvA: ‘Het is vijf voor twaalf en de klok tikt door’

Wessel Wierda,
7 januari 2021 - 09:56

Al vanaf de Maagdenhuisbezetting in 2015 ligt het woord diversiteit op ieders lippen aan de UvA. Maar hoe staat het er inmiddels voor, jaren na het rapport van Gloria Wekker? Folia kijkt mee met de weerbarstige praktijk op de afdeling politicologie: ‘Het is erg zorgelijk dat er mogelijk diversiteitsgegevens van de staf verzameld gaan worden.’

De Black Lives Matter-beweging was de directe aanleiding voor het opstellen van een diversiteitsmanifest dat afgelopen voorjaar door een groot deel van de afdeling politicologie aan de UvA werd ondertekend. De initiatiefnemers steunden niet alleen de wereldwijde protesten tegen racisme, maar staken ook de hand in eigen boezem.

 

Ze constateerden dat er op de eigen afdeling nog structurele manco’s op het gebied van ‘diversiteit, gelijkheid en rechtvaardigheid’ heersten, ondanks eerdere maatregelen tegen non-discriminatie en intolerantie. Niet langer kon er volgens de medewerkers ‘gediscussieerd worden over de vraag of hun aanpak van racisme en intersectionele discriminatie veranderd moest worden’.

 

Het was vijf voor twaalf. Nieuw diversiteitsbeleid was absoluut noodzakelijk en verandering aanstaande, aldus de initiatiefnemers.

 

Leidende rol

De lat werd direct hoog gelegd: een leidende rol voor de afdeling politicologie in het bevorderen van gelijkheid en diversiteit in het Nederlandse hoger onderwijs lag in het verschiet. Het rapport ‘Diversiteit is een Werkwoord’ van Gloria Wekker moest daarbij consequent als leidraad fungeren.

 

Nu, een half jaar later liggen de eerste voorstellen op tafel. Tijd om de balans op te maken. Met welk diversiteitsbeleid wil de afdeling politicologie zich afficheren, en waar mag elke andere academische instelling zich binnenkort mee gaan meten? En hoe voortvarend gaat die omwenteling bij de voortrekkers zelf?

Foto: Jeroen Oerlemans (UvA)
Afdelingsvoorzitter Marlies Glasius: ‘We wilden al langer meer diversiteit bewerkstelligen’

‘Al langer wilden we meer diversiteit bewerkstelligen,’ zegt Marlies Glasius, afdelingsvoorzitter van politicologie. Door de Black Lives-Matter-beweging belandden de diversiteitsplannen in een stroomversnelling. ‘Na de mobilisering van de Black Lives Matter-beweging kwamen er spontaan allerlei initiatieven vanuit de afdeling voor nieuw diversiteitsbeleid.’

 

Drie werkgroepen

Er formeerden zich drie werkgroepen, bestaande uit (administratieve) stafleden, promovendi en andere vrijwilligers. Universitair hoofddocent politicologie Darshan Vigneswaran was als pleitbezorger van het diversiteitsmanifest nauw betrokken bij de organisatie van deze werkgroepen. ‘De werkgroepen bekeken de mogelijkheden voor meer diversiteit binnen de studentenpopulatie, het stimuleren van diversiteit binnen de staf en het registreren van diversiteitsgegevens van de staf.’

 

Afdelingsleider Glasius beloofde vervolgens dat in de werkgroepen verschillende perspectieven aan bod zouden komen. Paradoxaal genoeg schort het daar immers nog wel eens aan in deze discussie, stelt Esmé Bosma, promovendus aan de afdeling politicologie. ‘Wat mij opvalt, is dat er vaak geen meerstemmigheid in de groep van mensen zit die binnen de universiteit over diversiteitsvoorstellen discussiëren.’

 

De deelname van Bosma aan de werkgroep over het meest controversiële voorstel – het registreren van diversiteitsgegevens van de staf – illustreert dat ditmaal wel verschillende perspectieven zijn gehoord. Bosma is immers, in tegenstelling tot de initiatiefnemers van het diversiteitsmanifest, een fel tegenstander van de zogeheten ‘diversiteitschecks’. Dat blijkt bijvoorbeeld uit haar medewerking aan het pleidooi van Han van der Maas in Folia voor gelijke kansen zonder gelijke uitkomsten en haar eerdere opiniestuk in Vrij Links, waarin ze zich uitsprak tegen hernieuwde oproepen tot etnische registratie.

Promovendus Esmé Bosma: ‘Het indelen van mensen in zwart en wit is per definitie discriminatoir’

Registratie van etniciteit, religie en seksuele oriëntatie

De dialectische oefening in de werkgroep leverde voor Bosma echter niet de gewenste uitkomst op. Ze is het ‘geheel oneens’ met het conceptvoorstel, en legt uit hoe het voorstel tot stand is gekomen. ‘De leider van de werkgroep had vooraf verkennende gesprekken over diversiteitsdata gehouden met acht collega’s van verschillende niveaus – van promovendi tot hoogleraren. Op basis daarvan deed ze een voorstel, waar volgens haar “mogelijk consensus’’ over zou kunnen zijn binnen de afdeling. In de werkgroep hebben we vervolgens onze gedachten over het voorstel uitgesproken, waarna onze input meegenomen werd in het uiteindelijke voorstel aan de afdeling. Maar het voorstel is niet namens mij gedaan,’ benadrukt Bosma.

 

Het nieuwe conceptvoorstel over gegevensregistratie behelst dat medewerkers van de afdeling politicologie op vrijwillige en anonieme basis hun ras, etniciteit, gender, religie en seksuele oriëntatie in een enquête vermelden. Ook rept het conceptvoorstel over het vrijwillig opgeven van de sociaaleconomische status van de ouders, de eigen functieomschrijving en het type contract van de medewerker.


De lijst is niet limitatief. Weer een andere werkgroep zal uiteindelijk het mandaat moeten krijgen om de precieze zinsopbouw en (antwoord)categorieën van de enquête vorm te gaan geven. Alleen politieke voorkeur is als categorie op voorhand ‘absoluut’ uitgesloten, zegt Glasius. ‘Politieke voorkeur is immers geen identiteitskenmerk maar iets dat meebeweegt met veranderingen in de maatschappij en in onszelf.’

 

Mensen van kleur

Bosma zegt er het volgende over: ‘Ik vind het zorgwekkend dat mensen door dergelijke voorstellen in toenemende mate worden gereduceerd tot hun gender, ras, huidskleur of geaardheid. Ook de frequentie en de vanzelfsprekendheid waarmee hier tegenwoordig naar wordt verwezen vind ik zorgwekkend, “mensen van kleur’’ is ineens een gangbare term geworden in het discours.’

 

Bovendien werkt dit voorstel contraproductief in de strijd tegen discriminatie, stelt Bosma. ‘We leven niet in een perfecte meritocratie, en er moeten zeker nog stappen worden ondernomen voor gelijke kansen, maar het indelen van mensen in zwart en wit is per definitie discriminatoir.’

‘Als we cijfers hebben kunnen we gaan nadenken over maatregelen om iets te doen aan de verticale segregatie binnen de afdeling’

De Tweede Kamer lijkt haar bezwaren te delen. Een voorstel om de etniciteit en migratieachtergrond van medewerkers en studenten in het hoger onderwijs te registreren van minister van Onderwijs Ingrid van Engelshoven (D66), kon vorige maand op onvoldoende bijval rekenen. Kamerlid Wiersma (VVD) diende een motie tegen het voorstel in, die later werd aangenomen. Volgens indieners Wiersma, Van der Molen (CDA) en El Yassini (VVD) reduceert het voorstel van de minister personen tot hun etniciteit en migratieachtergrond: een vorm van identiteitsdenken die zij als ‘onwenselijk’ beschouwen.

 

Vigneswaran verzet zich tegen deze redenering. ‘Enquêtes werken noodzakelijkerwijs met imperfecte categorieën, maar ze creëren geen vormen van verschil of identiteiten. Racisme en het patriarchaat zijn per slot van rekening niet gecreëerd door onderzoekers.’ 

 

Discriminatie identificeren en diagnosticeren

Daarnaast zorgt de gehanteerde methode van zelfidentificatie er volgens Vigneswaran voor dat respondenten worden gestimuleerd om kritisch na te denken over de categorieën in de samenleving en hun eigen verhouding daartoe. ‘Ook ben ik ervan overtuigd dat de negatieve aspecten van enquêtes worden gecompenseerd door de potentie om problematische vormen van discriminatie en ongelijkheid te identificeren en te diagnosticeren,’ aldus Vigneswaran.

 

Glasius vult aan: ‘Als we cijfers hebben kunnen we gaan nadenken over maatregelen om iets te doen aan de verticale segregatie binnen de afdeling.’ Zelf is zij de laatste jaren steeds meer doordrongen geraakt van de noodzaak van cijfers. ‘Te vaak hoorde ik van vrouwen in de wetenschap, dat de ongelijkheid in man-vrouwverhoudingen vanzelf wel verdwijnt. Maar omdat we daar cijfers over hebben, weten we dat die uitspraak niet klopt. Mede daarom gaat het op het gebied van man-vrouwverhoudingen nu een stuk beter in de afdeling, al valt in de samenstelling op hoogleraarsniveau nog winst te behalen,’ concludeert Glasius.

‘Een van de controversiële dingen die in de afdeling nu spelen, is hoe je diversiteit moet interpreteren en wat daar nou precies onder valt’

Dat ziet ook Eric Schliesser, hoogleraar politieke theorie. ‘Op hoogleraarsniveau moet er nog echt een slag gemaakt worden,’ stelt hij. ‘Maar volgens mij kan dat ook gemakkelijk, aangezien er heel capabele vrouwen werken.’

 

Wat is diversiteit?

Ook Schliesser is bekend met het voorstel om de gegevens van de staf te registreren. ‘Of ik zelf mee zou doen aan de enquête, hangt af van welke dingen uiteindelijk worden gevraagd en hoe de privacy van de survey geregeld zal zijn,’ zegt hij. ‘Maar ik ben welwillend om constructief mee te denken aan voorstellen die pogen de kwaliteit van het onderwijs en onderzoek te verbeteren. Wij vinden het als afdeling heel belangrijk dat vrouwen gelijke kansen hebben, dan wil je natuurlijk wel weten hoe dat in de praktijk gaat.’

 

‘Een van de controversiële dingen die in de afdeling nu spelen,’ vervolgt Schliesser, ‘is hoe je diversiteit moet interpreteren en wat daar nou precies onder valt. Voor sommige mensen is diversiteit: gender, godsdienst, etniciteit en seksuele geaardheid. Maar voor anderen heeft diversiteit bijvoorbeeld meer met politieke aangelegenheden te maken. Als we weten welke sociale eigenschappen we belangrijk vinden, zou ik er niet bij voorbaat op tegen zijn om bij te houden hoe het personeelsbestand eruit ziet.’

Foto: Vera Duivenvoorden
Hoogleraar Eric Schliesser: ‘Als je aan de knoppen gaat draaien om dingen te bereiken op de UvA, is het nog altijd heel ingewikkeld om iets gedaan te krijgen’

Niet naar de ondernemingsraad

Maar Schliesser weet ook: ‘Als je aan de knoppen gaat draaien om dingen te bereiken op de UvA, is het nog altijd heel ingewikkeld om iets gedaan te krijgen.’ Voordat dit specifieke voorstel ingevoerd kan worden, zijn er nog een paar ‘organen’ binnen de afdeling waar het voorstel goedgekeurd moet worden. Vigneswaran laat weten dat het diversteitsvoorstel in eerste lezing op grote consensus kon rekenen in de afdelingsmeeting. Het voorstel is nu aanhangig bij de programmagroepen van politicologie en uiteindelijk volgt nog een revisie van de gehele afdeling. ‘We wilden ervoor zorgen dat het voorstel breed werd gedragen in de staf,’ verklaart Glasius. ‘Daarom is er voor gekozen om dit plan langs vele gremia te laten gaan.’

 

Opvallende afwezigen in de lange lijst aan inspraakgerechtigden zijn de facultaire medezeggenschapsraden, toch bij uitstek ingesteld om hun licht te laten schijnen op dergelijke conceptvoorstellen. In de Wet op de ondernemingsraden staat tenslotte dat de ondernemingsraad waakt tegen discriminatie in de onderneming, en dat zij de gelijke behandeling van vrouwen, mannen en minderheden bevordert. Bovendien moet de ondernemingsraad instemmen bij het verwerken van persoonsgegevens van werknemers. Het voorstel lijkt daarmee precies binnen de reikwijdtes van deze regelingen te vallen. Toch is er niet voor gekozen om de facultaire raden hierbij inspraak te bieden.

 

Glasius geeft daar twee argumenten voor. ‘Enerzijds zijn het geen faculteitsbrede voorstellen en anderzijds veranderen de voorstellen geen rechtsposities’. Desondanks staat Glasius niet onwelwillend tegenover het versturen van de voorstellen naar de ondernemingsraad, ‘maar dan alleen ter informatie’.

Ondernemingsraadvoorzitter Mendel Giezen: ‘Vrijwilligheid is relatief, zeker in de verhouding tussen werkgever en werknemer’

Medezeggenschapslacune

Voorzitter van de facultaire ondernemingsraad (FMG) Mendel Giezen is het oneens met die gang van zaken en acht het een symptoom van een groter, structureel probleem. ‘Er wordt allerlei beleid gemaakt in de afdelingen dat wel de medewerkers treft, maar niet meer langs de medezeggenschap gaat. Zo is het lastig voor faculteitsraden om inzicht te krijgen in wat er gebeurt op de afdelingen en ontstaat er een medezeggenschapslacune.’

 

Dat levert zorgwekkende situaties op, stelt hij. ‘We hadden een periode waar we met enige regelmaat achter beleid van de afdelingen kwamen, dat niet strookte met hetgeen we hadden besproken met de decaan.’ De crux van het probleem is volgens Giezen dat er veel onduidelijkheid heerst over de rol van de medezeggenschap op lagere niveaus in de faculteit.

 

Bij dit concrete beleidsvoorstel van de afdeling politicologie heeft Giezen op voorhand – hij heeft het immers (nog) niet gezien – zijn twijfels. ‘Het is zeer de vraag of dit voorstel om gegevens te registreren de gehele reikwijdte van diversiteit dekt en of de enquête geen dingen vraagt die je eigenlijk niet moet vragen als werkgever aan werknemers.’

 

Vrijwillig

Daarnaast is volgens Giezen een kritische houding vereist over de vraag hoe vrijwillig medewerkers de enquête daadwerkelijk kunnen invullen. ‘Vrijwilligheid is immers relatief, zeker in de verhouding tussen werkgever en werknemer,’ zegt hij. Vigneswaran verwacht daar geen enkel probleem mee. ‘Als het principe van vrijwilligheid ook gewaarborgd kan worden bij kwalitatieve interviews binnen de politie in Baltimore of bij een enquête-onderzoek in Tanzania, dan heb ik er alle vertrouwen in dat het principe ook op de UvA gewaarborgd zal blijven. Dat respondenten op vrijwillige basis meedoen aan onderzoeken is namelijk een van de basisprincipes waar onderzoekers zich in het hoger onderwijs aan committeren,’ aldus Vigneswaran.

Het voorstel stimuleert dat je als wetenschapper niet meteen de meest talentvolle student uit je eigen seminar kiest voor een onderzoek, maar breder adverteert

Een ander voorstel is inmiddels naar de opleidingscommissie (OC) van politicologie verstuurd. Het behelst concreet dat studenten met een minder traditionele achtergrond beter geholpen en begeleid worden, bijvoorbeeld door de inzet van mentors en het vrijmaken van extra uren voor hen.

 

Ook stimuleert het voorstel dat je als wetenschapper niet meteen de meest talentvolle student uit je eigen seminar kiest voor een onderzoek, maar dat je breder adverteert en er bovendien meer ruchtbaarheid aan geeft. ‘We vinden dat er in de wetenschap geen goede afspiegeling van de Nederlandse samenleving te zien is,’ legt Glasius uit. ‘Hiermee proberen we dat verschijnsel tegen te gaan.’

Marcel Hanegraaff, voorzitter van de opleidingscommissie, keurde een eerste voorstel al goed

Voorzitter van de opleidingscommissie politicologie, Marcel Hanegraaff, heeft het voorstel onder ogen gezien en goedgekeurd, waarna de afdeling hoogstwaarschijnlijk de plannen zal uitvoeren.

 

Curriculumwijzigingen

Binnenkort volgt een ander voorstel met betrekking tot het curriculum van politicologie, waar enkele politicologen binnen de afdeling nog over aan het delibereren zijn. De OC mag zich eveneens over dat voorstel buigen, maar weet nu al dat daar geen rigoureuze aanpassingen uit voort zullen komen. ‘De academische vrijheid van docenten om hun vak in te vullen zoals ze willen zal overeind blijven,’ benadrukt Hanegraaff. ‘Ongetwijfeld zullen er suggesties worden gedaan om bij bepaalde vakken wat latente biases tot een minimum te beperken, maar een generieke regeling zal er niet doorheen komen.’

 

Daarmee lijkt het eind van de diversiteitsdiscussie in de afdeling politicologie nog niet in zicht. De Black Lives Matter-beweging was een katalysator voor het debat en zette de verhoudingen op scherp. Maar voordat de afdeling politicologie zich als aanvoerder van het diversiteitsdebat kan manifesteren, moeten er nog een aantal plannen worden goedgekeurd.

 

Of ze vervolgens daadwerkelijk worden doorgevoerd? Ook dat valt nog te bezien. Volgens Schliesser is daar een eenduidige verklaring voor: ‘Theoretische en sociale wetenschappers weten dat het woord diversiteit niet het einde van het gesprek is, maar het begin.’