De klaagsters zijn onvoldoende serieus genomen in hun klacht, de klachten zijn ontoereikend geregistreerd en het systeem van sociale veiligheid is onvoldoende effectief geweest. Dat is het harde oordeel van de commissie De Gaay Fortman die onderzoek deed naar de casus over sociale veiligheid bij de master conservering & restauratie.
De commissie, onder leiding van Marry de Gaay Fortman, werd deze zomer ingesteld nadat bleek dat er jarenlang een onveilige cultuur heerste bij de master conservering & restauratie van de UvA. Alumni van die master vertelden in juni in NRC over ‘een aanrakerige docent’ die ‘ongepaste grappen’ maakte en al enkele jaren zorgde voor een onveilige sfeer binnen zijn colleges.
De commissie De Gaay Fortman werd aangesteld om enerzijds onderzoek te doen naar hoe de decaan van de Faculteit der Geesteswetenschappen en het universiteitsbestuur handelden in die zaak, en anderzijds om het hele systeem van sociale veiligheid aan de UvA nog eens tegen het licht te houden.
Onvoldoende effectief
Over ‘het systeem van sociale veiligheid’ aan de geesteswetenschappenfaculteit is de commissie in haar rapportLees hier het hele rapport in pdf-vorm. hard. Dat is ‘onvoldoende effectief geweest’, schrijft ze. Het is ‘onvoldoende in staat geweest om de verschillende aspecten van sociale veiligheid in de klachten van de studenten te onderscheiden’. Al vanaf 2014 werd er door studenten geklaagd over een onveilige omgeving binnen de master, maar ondanks enkele ingrepen is het nooit gelukt om dat gevoel van sociale onveiligheid weg te nemen.
Bovendien is registratie van de klachten ontoereikend geweest, waardoor verschillende klachten niet met elkaar in verband werden gebracht. Ten slotte zijn de klaagsters ‘onvoldoende serieus genomen in de omvang van hun klacht’. ‘Twee klagers lijkt in aantal niet groot, maar als percentage van een lichting bij B&P [boek & papier, de richting binnen de master, red.] is het wel groot,’ schrijft de commissie. ‘Met de steun uit andere lichtingen en de verwijzing naar klachten uit eerdere jaren, had er serieus rekening mee moeten worden gehouden dat de kans bestond dat sprake was van een structureel probleem ten aanzien van de docent.’
Alert
Over het handelen van geesteswetenschappendecaan Fred Weerman oordeelt de commissie dat hij ‘voldoende alert’ heeft gereageerd. Hij heeft de klaagsters namelijk snel uitgenodigd voor een gesprek en is overgegaan tot ‘het nemen van maatregelen die in zijn ogen passend en geboden waren’. De commissie stelt echter wel dat Weerman ‘onvoldoende blijk gegeven’ heeft ‘zorg te hebben gehad voor de sociale veiligheid van de studenten’.
Weerman had eerder opdracht moeten geven tot een onafhankelijk onderzoek en ‘het had voor de hand gelegen om hangende dat onderzoek, de docent volledig aan het onderwijs te onttrekken’. De decaan ‘heeft zonder een dergelijk onderzoek een standpunt ingenomen over de klachten,’ vervolgt de commissie, en daardoor het risico gelopen de docent of klaagsters ‘tekort te doen’.
Het College van Bestuur handelde in deze zaak volgens de commissie eveneens ‘voldoende alert’, maar heeft ‘onvoldoende onder ogen gezien dat de eerder genomen maatregelen naar aanleiding van de klachten over de docent, het gevoel van sociale onveiligheid in de kwetsbare setting van de kleine organisatorische eenheid B&P niet direct konden wegnemen’.
Meer handvatten voor leidinggevenden, meer expertise bij klachtencommissies
Het systeem van sociale veiligheid kan volgens de commissie op een hele reeks aan punten verbeterd worden. Leidinggevenden zijn op dit moment belangrijk, omdat zij als een van de weinigen in het systeem doorzettingsmacht hebben. Ze kunnen bijvoorbeeld bemiddelen, of een officiële waarschuwing uitdelen.
Leidinggeven wordt aan de universiteit door veel wetenschappers echter nog steeds gezien als tijdelijk corvee. De UvA wordt aangeraden om leidinggevenden ‘voldoende handvatten op het gebied van klachtbehandeling’ te geven. Daarbij kan worden gedacht aan het beter opvangen van signalen, beter feedback leren geven en ontvangen en hulp inroepen wanneer een onderzoek nodig is naar aanleiding van een klacht.
Er moet ook beter gecommuniceerd worden dat gedragingen die zich langer dan een jaar geleden hebben voorgedaan wel degelijk aan een klachtencommissie voorgelegd kunnen worden. Tevens moeten klachten ook ingediend kunnen worden door voormalige studenten en medewerkers en zou het beter zijn de procedures ook in het Engels open te stellen. Bovendien leent de klachtenprocedure zich op dit moment niet goed voor zaken over sociale onveiligheid vanwege een gebrek aan expertise en de beperkte mogelijkheid van de commissie om zelfstandig onderzoek te doen.
Ook de procedure van de ombudsfunctionaris moet in de ogen van de commissie worden veranderd. Zo zou de ombudsfunctionaris niet meer benoemd of ontslagen mogen worden zonder inspraak van andere organen binnen de UvA, en zou de ombudsfunctionaris ook onderzoek moeten kunnen doen wanneer een klager nog niet naar een andere commissie (zoals de klachtencommissie) is gestapt. Dat laatste kan nu niet. Tevens moet niet langer het College van Bestuur maar de ombudsfunctionaris zelf beslissen of een rapport openbaar gemaakt zou moeten worden.
Alsnog onderzoek naar docent
In een reactie op het rapportLees hier de volledige reactie van het CvB in pdf-vorm. laat het UvA-bestuur weten dat ‘het rapport beschrijft hoe twee werelden – van studenten die zich dagelijks in een zeer kleine setting overgeleverd voelden aan een docent wiens gedrag zij als onveilig ervaarden, en die van de rollen en verantwoordelijkheden, formele structuren met regels en protocollen – niet bij elkaar kwamen’. ‘Er is daarbij onvoldoende oog geweest voor de specifieke situatie van deze kleine opleiding. Hoewel procedureel juist waren de genomen maatregelen klaarblijkelijk niet voldoende.’
Het bestuur laat weten, zoals de commissie De Gaay Fortman adviseert, alsnog een extern onderzoek in te stellen naar het handelen van de betreffende docent. Bovendien neemt het de aanbevelingen over de klachtenprocedure en de ombudsfunctionaris over.