Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Privéarchief René Smits
actueel

Voor Docent van het Jaar René Smits is verbinding het toverwoord

Henk Strikkers,
23 oktober 2020 - 10:12

Officieel is hij al met emeritaat, maar desalniettemin ging hoogleraar recht van de economische en monetaire unie René Smits er deze week vandoor met de prijs voor UvA Docent van het Jaar. Hoewel hij erg verrast was, zegt Smits onomwonden dat doceren zijn passie is. ‘Een Citation Index? Ik doe daar niet aan mee. Ik heb er vast een, maar I couldn’t care less.’

U bent 66 jaar en sinds augustus met emeritaat. Is dit een oeuvreprijs?

‘Zo voelt het wel. Je moet weten dat mijn vak bij bezuinigingen in 2017 eigenlijk is afgeschaft. Ik ben sindsdien bij de master Law & Finance gaan doceren. Mijn vak daar levert nog maar drie studiepunten op. Ik heb ook geen idee wat er met mijn leerstoel gaat gebeuren.

Dit voorjaar ontdekte ik in het zelfbedieningsportal van de UvA dat de universiteit er eigenlijk van uitging dat ik stopte op mijn AOW-leeftijd. In april werd ik door de onderwijscoördinator van de faculteit gevraagd om de studiegids voor mijn vak te updaten. Dat was midden in de coronacrisis en ik dacht: ik geef in ieder geval nog een jaar mijn vak. Daar was de master erg blij mee.

Toen ik in mei werd uitgeroepen tot docent van het jaar van de rechtenfaculteit was dat voor mij een trigger: “It doesn’t get better than this.” Ik wilde er op het hoogtepunt mee stoppen. Ik kon niet vermoeden dat ik deze prijs ook nog zou krijgen.’

‘Een tijd terug stuurde een student me een biljet op van 50 miljoen Zimbabwaanse dollar, met daarbij een briefje dat hij zo geïnspireerd werd door de colleges’
René Smits

2020 Docent van het Jaar van de UvA

2014-heden Plaatsvervangend lid van de Administratieve Raad voor Toetsing bij de Europese Centrale Bank

2013-heden Assessor bij de Belgische Mededingingsautoriteit

2007-heden Eigenaar consultancypraktijk RS Law & Society Consulting B.V.

2000-2020 Hoogleraar Recht van de Economische en Monetaire Unie

2001-2014 Werkzaam bij de Nederlandse Mededingingsautoriteit

1997 Gepromoveerd op The European Central Bank: institutional aspects

1978-2001 Jurist en later hoofd Juridische Zaken bij De Nederlandsche Bank

1977 Afgestudeerd in de rechtsgeleerdheid

1977 Afgestudeerd in de sociologie

1954 Geboren te Nederhorst den Berg

Stel dat u een opvolger krijgt. Wat zou u hem of haar dan aanbevelen?

‘Probeer verbinding te maken. Mijn vakgebied is vrij technisch, dus dan is het in mijn ogen belangrijk om te inspireren, om te enthousiasmeren. Ook moet je het niveau van de studenten aanvoelen en dan proberen verbinding te zoeken.’

 

Hoe doet u dat?

‘Dat vind ik moeilijk te beantwoorden. Het is een soort tweede natuur.’

 

Put u daarbij uit uw eigen studententijd?

‘Niet per se, dat is te lang geleden. Alhoewel: als middelbarescholier zijn er altijd leraren die onbewust een voorbeeld voor je zijn. Mijn voordeel is dat ik uit de praktijk kom, en ik denk dat ik dat kan overbrengen.’

 

Is dat ook wat er in het juryrapport stond?

‘Ik was zo overdonderd dat ik de woorden van de twee juryleden niet goed tot me heb laten doordringen. Het juryrapport krijg ik nog te lezen.

De leukste momenten zijn wanneer je feedback van studenten krijgt. Een tijd terug stuurde een student me een biljet op van 50 miljoen Zimbabwaanse dollar, met daarbij een briefje dat hij zo geïnspireerd werd door de colleges. Ik had hem onder meer gedoceerd over gigantische inflatie in landen als Zimbabwe, Bulgarije en Israël. Dat doet me veel.

Dit jaar nam ik bijvoorbeeld een deviezenboekje van mijn overleden schoonvader mee. Wij hebben het in colleges over het vrije betalingsverkeer in Europa, maar de meeste studenten hebben geen idee hoe vlak na de Tweede Wereldoorlog deviezen ‘op de bon’ waren. Zo probeer ik dat te visualiseren. Daar ben ik erg mee bezig.’

‘Mijn aanstelling is maar een hele kleine: 0,11 fte, oftewel ongeveer vier uur per week. In de praktijk werd dat al gauw twee dagen’

Is dat een trucje of is het meer dan dat?

‘Het is geen trucje. Dat woord heeft toch iets negatiefs. Het is het visualiseren van wat je studenten hoopt te leren.’

 

U zei al dat u uit de praktijk komt. Waarom begon u in 2000 bij de UvA?

‘Dat was niet per se een bewuste keuze. Ik werkte destijds bij De Nederlandsche Bank en was net gepromoveerd op de regelgeving rond de gloednieuwe Europese Centrale Bank. Aan de UvA was ruimte voor een deeltijdfunctie over het Economische Monetaire Unie-recht. Die ben ik gaan vervullen naast mijn andere werk. Het kwam op mijn pad.

Mijn aanstelling was maar een hele kleine: 0,11 fte, oftewel ongeveer vier uur per week. In de praktijk werd dat al gauw twee dagen. Tot 2014 werkte ik daarnaast elders ook nog vier of vijf dagen. Op een gegeven moment probeer je dan acht dagen in een week te stoppen.’

 

Kan dat?

‘Dat kan.’ Er valt een pauze. ‘Maar dat kan alleen doordat je andere zaken niet de aandacht geeft die ze verdienen. Je moet ook heel efficiënt werken. Mijn gezin noemt mij een duizendpoot. Ik ben een ochtendmens, en sta altijd vroeg op. Ik was iedere dag om acht uur op kantoor.’

 

Is het een voordeel dat u uit de praktijk komt, in vergelijking met iemand die zijn hele carrière in de wetenschap werkt?

‘Dat denk ik wel. Enerzijds zit je vooraan bij belangrijke ontwikkelingen, anderzijds kun je opvattingen die buitenstaanders soms hebben nuanceren. Ik weet bijvoorbeeld uit ervaring van mijn werk bij De Nederlandsche Bank en bij Nederlandse Mededingingsautoriteit [sidenote: deze is inmiddels opgegaan in de Autoriteit Consument & Markt] hoe banken kijken naar en omgaan met instanties die toezicht op hen moeten houden. Dat merk ik ook nu nog bij mijn andere functie bij het Europese toezicht op het bankwezen. Dat kan ik ook aan mijn studenten overbrengen.’

 

(Lees verder onder de afbeelding)

René Smits tijdens een college

Veel studenten die rechten gaan studeren dromen van een carrière als strafrechtadvocaat, of van het werken bij grote ondernemingen. Toch koos u in de jaren zeventig al voor Europees Recht. Waarom?

‘Ik studeerde destijds sociologie en rechten aan de Vrije Universiteit. En ik kan me het moment waarop ik viel voor het Europese recht nog goed herinneren. Het was een college van hoogleraar Richard Lauwaars en hij vertelde over de doorwerking van Europees recht.

Ik had destijds al een pakket dat vooral ging over volkenrecht, internationaal recht. Dat ging ook over verdragen, maar dit verdrag werkte direct door. Dat leek iets magisch.

Toen ik me in de jaren negentig ging bezighouden met financieel recht was dat ook onderontwikkeld, net zoals het Europees recht in de jaren zeventig. Met de invoering van de euro en de liberalisatie van de financiële markten in Europa, werd echter ook het werk van de centrale bank gejuridiseerd. Persoonlijk vond ik het heel interessant om daarmee bezig te zijn. Het was onontgonnen gebied.’

 

Wat geeft u meer voldoening: onderzoek of onderwijs?

‘Doceren, zonder twijfel. Dat komt door het contact met mensen. Maar aan onderwijs gaat onderzoek vooraf: je kunt niet doceren zonder te kennen. Ik kan zeker veel voldoening halen uit het schrijven van wetenschappelijke artikelen, maar een Citation Index? Ik doe daar niet aan mee. Ik heb er vast een, maar I couldn’t care less.’

 

En was uw afdelingsvoorzitter daarmee akkoord?

‘Ik denk het. Ik heb ook maar een erg beperkte aanstelling, dus daarin is ook niet veel tijd voor onderzoek. Mijn passie is lesgeven.’

 

Bent u daarin uniek?

‘Nee. Bij de uitreiking van de Docent van het Jaarprijs hoorde ik alleen maar docenten ongelooflijk geïnspireerd over hun onderwijs vertellen. Van een van hen heb ik zelf een college bijgewoond en toen hij vertelde over hoe hij doceerde bedacht ik me: “Kijk aan, dat doet hij echt.”

Maar er zijn uiteraard meer hoogleraren met een passie voor onderwijs. Mag ik twee voorbeelden noemen? Economiehoogleraar Maarten Pieter Schinkel, in 2018 verkozen tot docent van het jaar van zijn faculteit bijvoorbeeld, of Rolef de Wijs, die vorig jaar werd uitgeroepen tot beste docent van onze faculteit, die hebben dat ook echt.’

‘In ons woordgebruik zitten allerlei aannames, juristen moeten zich daar bewust van zijn’

U zegt dat u in uw onderwijs ook aandacht wil hebben voor niet-juridische aspecten. Waarom doet u dat?

‘Studenten mogen weten dat een juridische blik maar een manier is om naar de werkelijkheid te kijken. En je moet mensen bijbrengen wat de gevolgen zijn van juridische teksten. Woordgebruik is daar erg belangrijk in.

Dat zie je bijvoorbeeld in de Europese discussie over bezuinigingen rond 2012. In het Engels spreekt men over austerity, dat is afgeleid van het woord austere, streng. Dat heeft een negatieve bijklank. In Duitsland spreken ze over Sparmaßnahmen, dat komt van besparen. Dat is bijna positief. Wie wil er nu niet sparen? De Franse president Macron noemt dat l’intraduisible (het onvertaalbare). Daar moet iedereen, maar zeker een jurist, zich bewust van zijn.’

 

Is dat niet ingebakken in hoe Europa werkt?

‘Ja. Dat speelt in het veeltalige Europa, maar ook in een breder verband. In heel veel woorden zitten aannames. Als we spreken over milieu, Umgebung of environment dan hebben we het over onze omgeving. Daar zit een aanname in dat er een scheiding is tussen jou en je omgeving. Dat is maar één manier van kijken.

Een ander voorbeeld: ik heb vorig jaar het boek When Animals Speak van Eva Meijer, die aan de UvA promoveerde en nu in Wageningen werkt, gelezen. Zij spreekt over human animals en non-human animals. Het brengt ons bij dat wij nauw verwant zijn aan dieren. Ander woordgebruik biedt een heel andere kijk. Bewustwording van impliciete aannames is belangrijk.’

U bent nu met emeritaat maar krijgt alsnog een druk jaar. Niet alleen gaat u uw vak aan de UvA nog een jaar geven, u gaat ook in Bologna doceren, en u krijgt nog eens carte blanche om een nieuw vak op te zetten.

‘Inderdaad. In Bologna ga ik wel doceren vanuit mijn studeerkamer in Nederland.

Dat ik ook een vak mag gaan inrichten was een totale verrassing. Eerst moet ik een aantal praktische dingen regelen, want ik ben niet meer aan de UvA verbonden. Ik heb ook Elio Baldi, de winnaar van vorig jaar gemaild, over hoe hij zijn vak heeft ingericht. Zijn vak ging over openheid. Ik heb al wel een paar ideeën en mijn vrouw kwam met het idee om het te combineren met mijn afscheidsevenement. Dat zou eigenlijk deze herfst zijn, maar kan niet door de coronamaatregelen doorgaan. De rode draad van het vak denk ik al wel te weten: verbinding.’