Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Mihai Surdu (publiek domein)
actueel

Liza Mügge: ‘Dit systeem corrigeert niet vanzelf bij ongepast gedrag’  

Sterre van der Hee,
21 oktober 2019 - 10:59

Universitair hoofddocent Liza Mügge (43, politicologie) is per 1 september aangesteld als voorzitter van de ‘taskforce’ voor de versterking van sociale veiligheid. Wat houdt dat in? En wat moet er gebeuren? ‘In de toekomst moet iedereen – studenten, wetenschappers en ondersteunend- en beheerspersoneel – elkaar durven aanspreken.’  

Wat was de aanleiding voor het instellen van de taskforce?  
‘Een aantal zaken. In januari is een quick scan gedaan naar de infrastructuur van vertrouwenspersonen, waarbij verschillende aanbevelingen zijn geformuleerd [onder meer over bekendheid van het systeem, red.]. Daarnaast hechtten de Centrale Ondernemingsraad en de Centrale Studentenraad belang aan het onderwerp. En er was de casus bij arbeidsrecht. Ik denk dat er nu ook momentum is: zo hield de Vereniging van Universiteiten er onlangs een café over, heeft het Landelijk Netwerk Vrouwelijke Hoogleraren het onderwerp op de agenda gezet – met de focus op vrouwen, maar sociale veiligheid gaat natuurlijk iedereen aan – en wordt dit thema politiek steeds belangrijker.’

Foto: Monique Kooijmans
Liza Mügge

Wat gaat u precies doen?
‘We willen sociale veiligheid in één jaar versneld aandacht geven. De UvA is een grote organisatie – verschillende locaties, culturen, afdelingen – dus geven we het onderwerp op meerdere punten een flinke duw. De organisatie moet van binnenuit geactiveerd worden om de schouders eronder te zetten, zodat we toewerken naar een situatie waarin iedereen elkaar ergens op durft aan te spreken. Op sommige UvA-afdelingen wordt met passie en energie over dit onderwerp gedacht, maar er zijn ook medewerkers die denken dat er niets aan de hand is of dat de arbeidsrecht-casus een geïsoleerd probleem was. Voor mensen in machtsposities kan het lastig zijn om te begrijpen dat jonge onderzoekers zich onveilig voelen door bepaalde grapjes. Aan ons de taak om zaadjes van bewustzijn te planten, zodat mensen zien dat het wél een probleem is.’  

 

Hoe moet dat gebeuren?
‘We willen eerst grip krijgen op de omvang van het onderwerp. Daarom maken we een inventarisatie van het lopende beleid. Als iets op faculteit A goed werkt kunnen we voorstellen om dat ook op faculteit B te implementeren. Om een beeld te krijgen van de heersende cultuur maak ik een ronde langs decanen, de directeuren bedrijfsvoering en de directeuren van diensten. Onze taskforce zelf bestaat uit een hoogleraar, een universitair docent, een directeur bedrijfsvoering, een vertrouwenspersoon, een student en iemand van Student Services – iemand voor elke faculteit. We vergaderen maandelijks. Een belangrijk actiepunt is bijvoorbeeld communicatie: mensen moeten weten waar ze naartoe kunnen als er iets vervelends gebeurt, welke procedures of telefoonnummers er zijn. Het is een belangrijke taak om die verstoppingen en blinde vlekken zichtbaar te maken. Voor we nieuwe activiteiten of beleidsveranderingen kunnen voorstellen, moeten we eerst weten: wat loopt er al? Wat missen we nog?’

‘Er zijn medewerkers die denken dat er niets aan de hand is of dat de arbeidsrecht-casus een geïsoleerd probleem was’

U heeft met wetenschappers van buitenlandse universiteiten gesproken om ideeën op te doen. Leverde dat inspiratie op? 
‘Ik heb met verschillende mensen gesproken om voorbeelden ‘binnen te halen.’ Zo hoorde ik dat de University of Virginia in modulehandleidingen standaard een halve pagina inruimt voor informatie over sexual harassment. Aan de University of Bristol hebben ze een Speak Up-campagne: als je iets ziet, zeg er wat van. Die voorbeelden verzamel ik. Uiteraard zijn niet alle ideeën van andere universiteiten direct geschikt voor de UvA, maar ze zijn inspirerend. We hoeven het wiel niet opnieuw uit te vinden, er gebeurt al heel veel. Zo blijkt ook dat de focus in de discussie over sociale onveiligheid vaak niet op de studenten ligt, terwijl studenten er ook voor kunnen zorgen dat personeel zich onveilig voelt, door vervelende dingen op social media te plaatsen. Of er zijn incidenten bij studenten onderling. Het uitgangspunt is dat iedereen elkaar moet kunnen corrigeren. Overigens hebben vrouwen en mensen met een migratieachtergrond – die sowieso zijn ondervertegenwoordigd in de academie – wel eerder last van sociale onveiligheid.’

 

Wat maakt dat u zich persoonlijk bij dit onderwerp betrokken voelt?
‘Dit gaat vooraf aan alles wat we doen. Het raakt de ziel van de organisatie. Het is een vervelend idee dat de mogelijkheid bestaat dat mensen zich niet lekker voelen op een studie- of werkplek. Er kan ook een grijs gebied zijn, waarbij iemand nét te dichtbij komt staan, of er een microcultuurtje heerst waarbij je een gek gevoel krijgt. We weten uit studies dat dit nu eenmaal een probleem is in de academische wereld. Als ik een kleine bijdrage kan leveren aan de verbetering daarvan, is dat me heel veel waard.’

‘Hij werkte alleen samen met mensen die over voetbal en wijven konden praten’

Heeft u zelf weleens een onveilige situatie meegemaakt?
‘Ik ben nu hoofddocent en getrouwd, en ik heb een vaste aanstelling. Ik heb een tamelijk veilige positie. In mijn tijd als PhD-student was dat wel anders. Toen ik mijn proefschrift bijna had afgerond gaf iemand me een goedbedoeld carrièreadvies: ik zou een internationaal netwerk moeten opbouwen en goed moeten opletten dat ik de juiste partners koos om mee samen te werken. Hij werkte zelf alleen samen met mensen die over voetbal en wijven konden praten, zei hij. Dan ben je uitgesproken. Ik voelde me uitgesloten van die netwerken want ik sprak daar niet over, en het feit dat er in die netwerken over wijven werd gesproken gaf me een onveilig gevoel. Het was oprecht goedbedoeld – deze persoon was zich van geen kwaad bewust – maar dat is precies het probleem. Nu zou ik hem op een luchtige manier corrigeren, maar op dat punt in je carrière – zonder beurs of vaste aanstelling – is dat veel moeilijker. Je durft minder ruimte te claimen.’

 

Het machtsmisbruik van de vertrokken rechtenhoogleraar duurde tien tot vijftien jaar. Denkt u dat zo’n geval in de toekomst te voorkomen is?
‘Dit thema is ingebed in een competitieve cultuur waarbij wetenschappers worden afgerekend op hun publicaties. Grote individuele beurzen zijn belangrijk. Dat maakt het ingewikkeld. Je krijgt een soort supersterren die clubjes om zich heen verzamelen en veel voor het zeggen hebben. Zij scoren niet direct punten met iets als “ethisch moreel leiderschap”. Combineer dat met werkdruk en weinig diversiteit in de Nederlandse academie – het aantal vrouwelijke hoogleraren is 21 procent. Het is ook niet zo dat het systeem verbetert als je er een vrouw ingooit en die omroert. Dit systeem beloont bepaald gedrag en corrigeert niet vanzelf voor ongepast gedrag. Daar moeten we wel naartoe.’

 

Wat moet er gebeuren zodat u aan het eind van dit jaar tevreden kunt terugkijken?  
‘Waarschijnlijk zal ik niet tevreden zijn. Ik vind dat we de lat heel hoog moeten leggen en ik hoop ook dat iedereen dat gaat doen. We willen overzicht krijgen, de bal laten rollen, en ervoor zorgen dat mensen eigenaarschap nemen van het probleem. Als dat lukt, op verschillende lagen in de organisatie, en iedereen zegt: daar ga ik wat aan doen, dan ben ik tevreden. En dan wil ik dat het ook nog landelijk gebeurt. Ik zie dat wel gebeuren. Ik zie zoveel mensen die zich erover uitspreken.’

Lees meer over