Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Folia
actueel

UvA-bestuurder Jan Lintsen geeft college over begroting 2020: ‘Kleine opleidingen moeten blijven bestaan’

Dirk Wolthekker,
16 oktober 2019 - 16:18

Is de UvA financieel gezond? Hoe komt de begroting van de UvA tot stand en welke keuzes worden daarbij gemaakt? En hoe gaat de UvA om met de bekostiging van onderwijs en onderzoek? Zomaar wat vragen over de UvA-financiën, die gistermiddag aan de orde kwamen tijdens het eerste UvA-minicollege over de financiën van de UvA zelf.

Jan Lintsen, binnen het College van Bestuur belast met financiën, was docent van dienst in de Doelenzaal van de Universiteitsbilitoheek (UB). Er waren zo’n vijftig mensen op af gekomen. Bedoeling van het college was de betrokkenheid van de UvA-gemeenschap bij het lopende begrotingsproces te vergroten en de belangstelling ervoor te verhogen. Momenteel wordt de Begroting 2020 gemaakt, evenals voorgaande jaren weer een spannend financieel proces: draaien we volgend jaar verlies, winst of spelen we quitte? Het zijn vragen die geregeld aan de orde komen in allerlei besprekingen, maar waarvan de antwoorden voor de gemiddelde UvA-leek lang niet altijd begrijpelijk zijn. Lintsen legde het dus nog maar een keer uit.

Het bedrag van 487 miljoen dat via de Rijksbijdrage binnen komt, gaat op aan salarissen van bestuurders, docenten en andere medewerkers

Inkomsten 712 miljoen euro

Eerst maar eens de vraag: Wat komt er binnen volgend jaar? Een bedrag van 712 miljoen euro, liet Lintsen zien op een projectiescherm, waarop ook de onderverdeling zichtbaar was. Het overgrote deel, namelijk 487 miljoen, zal direct binnenkomen via het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap – de zogenoemde Rijksbijdrage, een min of meer jaarlijks gelijkblijvend bedrag. Op basis van de door studenten betaalde collegegelden komt volgend jaar nog eens een bedrag van 85 miljoen binnen en de omzet voor opdrachtonderzoek bedraagt nog eens 114 miljoen.

 

Wordt er ook geld uitgegeven? Ja natuurlijk. En goede boekhouders als Lintsen zorgen ervoor dat de uitgaven en inkomsten (die 712 miljoen) in balans zijn. Dat neemt niet weg dat er een flinke smak wordt uitgegeven komend jaar en wel vooral aan personeel, namelijk 489 miljoen ofwel 69 procent. Met andere woorden: het bedrag van 487 miljoen dat via de Rijksbijdrage binnen komt, gaat helemaal op aan de salarissen van bestuurders, docenten, professoren en andere medewerkers.

 

Binnen-buiten

De financiering die van buiten komt, die 712 miljoen, moet natuurlijk ‘intern’ worden herverdeeld over de faculteiten en diensten. De UvA doet dat beleidsarm, zo vertelde Lintsen. Hij noemde het zo: ‘Er moet een zekere parallelliteit bestaan tussen binnen en buiten’. Hij bedoelde ermee te zeggen dat het geld grosso modo intern net zo wordt verdeeld als het van extern op de UvA-bankrekeningen bij de Deutsche Bank wordt gestort. De zogenoemde binnen-buitendiscussie. Lintsen: ‘Discrepantie tussen externe en interne financiering kan aan de UvA alleen binnen acceptabele grenzen.’ De discrepantie mag dus niet zo groot zijn, anders ontstaat er snel ruzie tussen faculteiten over de herverdeling, iets wat in het verleden vaak gebeurde.

 

Huisvesting van de faculteiten en diensten zal ook komend jaar weer een flinke smak geld kosten. ‘Maar we willen er geen extra geld voor lenen,’ zei Lintsen. Ook volgend jaar en de jaren daarop wil de UvA 12 procent van haar begroting besteden aan huisvesting. ‘Dat zal neerkomen op 50 miljoen per jaar.’ Een flink deel daarvan zal worden uitgegeven aan de nieuwe UB en het Universiteitskwartier waar onder meer de letterenstudies zullen worden gehuisvest, ook de kleine letteren. Want kleine opleidingen moeten blijven bestaan, zei Lintsen. ‘Want als wij het niet doen, wie doet het dan wel?’

 

Superbelangrijke vraag uit de zaal was nog of de financiën van de UvA op orde zijn. Wis en waarachtig wel, vertelde Lintsen. Maar het was niet zijn verdienste, want daarvoor hadden zijn voorgangers al gezorgd. ‘De UvA heeft de beste financiële administratie van heel universitair Nederland. Onze cijfers kloppen en zijn helemaal op orde.’