Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Folia
actueel

Weer gedoe over onderwijs aan zwaar gehandicapte student

Dirk Wolthekker,
1 mei 2019 - 06:00

Welke mate van fysieke handicap is aanvaardbaar voor het goed volgen van colleges en het maken van tentamens? In 2012 ontstond er veel ophef over een zeer bekritiseerde didactische methode die aan het AUC werd gebruikt om les te geven aan de zwaar gehandicapte student Thiandi Grooff. Nu Grooff is begonnen aan een schakelprogramma voor de master Nederlands recht aan de UvA, klinkt hier en daar weer weerstand.

Aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid (FdR) heeft zich dit jaar een student voor het schakelprogramma voor de master ingeschreven die zo zwaar gehandicapt is dat ze gebruik moet maken maken van een didactische methode die voor de student in kwestie kennelijk goed werkt, maar onder wetenschappers omstreden is. De methode staat bekend onder de naam ‘Facilitated Communication’. Thiandi Grooff student – die niet kan praten noch schrijven – maakte zeven jaar geleden ook gebruik van de methode om een bachelor te volgen en te halen aan het AUC.

 

In 2012 ontstond er al gedoe over de gebruikte methode, waarbij Thiandi GrooffBekijk hier een videoreportage over Thiandi. door een assistent wordt geholpen woorden te typen of beelden aan te wijzen tijdens college en/of tentamen. Bij deze methode wordt de hand of vinger van de gehandicapte persoon vastgehouden door een assistent en langs letters, tekens en/of beelden ‘gestuurd’In 2013 zond de NCRV een documentaire uit over Niek Zervaas, een jongen die ook gebruik maakt van Facilitated Communication. Die documentaire, die relatief kritiekloos is over de methode, is hier terug te kijken. Er zitten ook scenes in waarin het proces van Facilitated Communication goed in beeld komt, bijvoorbeeld vanaf 17.20 minuten. Critici vonden toen dat de methode de toets der wetenschappelijke kritiek niet kon weerstaan omdat niet de student, maar de assistent-begeleider de (ant)woorden zou kunnen aanwijzen.

 

Zo fulmineerde de Maastrichtse hoogleraar Harold Merckelbach destijds in de Volkskrant: ‘Hoe is het in godsnaam mogelijk dat de universiteit dit heeft laten passeren? Voor een wetenschapper vind ik dat alarmerend. We weten allemaal dat de communicatie gestuurd wordt, en dat het de begeleider is die de antwoorden geeft. De wetenschappelijke literatuur is hier duidelijk over.’ Merckelbach laat nu telefonisch weten dat zijn kritiek op de methode nog steeds recht overeind staat, maar verwijst verder naar UvA-wetenschappers voor commentaar.

Foto: UvA
Han van der Maas: ‘Facilitated Communication heeft helaas geen wetenschappelijke basis’

Handlijnkunde

Han van der Maas, UvA-hoogleraar psychologische methodenleer, is niet minder kritisch over Facilitated Communication. Hij mailt Folia dat de methode ‘helaas geen wetenschappelijke basis’ heeft. ‘En dat is ook al tientallen jaren bekendIn 1993 maakte de Amerikaanse actualiteitenrubriek Frontline al een aflevering over Facilitated Communication waarin experts de degelijkheid betwijfelden.. Op een aantal ondeugdelijke kwalitatieve en anekdotische studies na, is er geen enkel bewijs voor de werking van deze techniek. Het bewijs tegen Facilitated Communication is zo overweldigend en de vele uitwassen zo verbijsterend, dat het op het eerste gezicht onbegrijpelijk is dat deze methode maar blijft opduiken,’ zo zegt hij. Volgens Van der Maas is ‘met een heel simpel testje’ uit te vinden of de gehandicapte persoon zelf of zijn/haar begeleider de antwoorden geeft. ‘En in alle gevallen dat deze test wordt uitgevoerd, blijkt de begeleider te antwoorden in plaats van de persoon met de handicap,’ stelt hij.

 

Van der Maas haalt een recente review aan uit een wetenschappelijk tijdschrift waarin onomwonden staat dat de methode ‘no validity’ heeft. Volgens Van der Maas hoort de methode thuis ‘in het rijtje van paranormale waarneming en handlijnkunde’, pseudowetenschap dus. Hij zegt dat er helaas ‘geen alternatieve didactische methode’ bestaat voor mensen met een dergelijk zware handicap. ‘Dat is waarom het zulke zware handicaps zijn.’

Foto: Mina Etemad
Decaan André Nollkaemper: ‘Het recht op onderwijs moet uitgangspunt zijn’

Niet-juristen

Decaan André Nollkaemper van de rechtenfaculteit laat weten ‘om privacyredenen’ niet te kunnen noch willen ingaan op de specifieke casus. Wel zegt hij dat er facultair beleid is vastgesteld ‘ten aanzien van studenten die niet kunnen spreken en niet voldoende controle over hun lichaam hebben om zelfstandig te kunnen typen’. Over een algemener gehandicaptenprotocol beschikt de rechtenfaculteit niet, zegt Nollkaemper. ‘Er dient in voorkomende gevallen naar bevind van zaken te worden gehandeld.’

 

Een dergelijk zware handicap heeft uiteraard consequenties voor het onderwijs en voor de toetsing van kennis, lees: het maken van tentamens. Wat te doen? De rechtenfaculteit heeft aan het begin van dit studiejaar haar licht opgestoken bij het AUC, waar ze immers haar bachelor haalde. Vervolgens is een FdR Gefaciliteerd Onderwijs en Toetsprotocol vastgesteld. Nollkaemper: ‘Hierbij is het destijds aan de AUC gehanteerde protocol tot voorbeeld genomen.’

‘Het cruciale punt is hoe tentamens worden afgenomen. De begeleider mag de vragen van het tentamen niet kennen of zien. Zo simpel is het’

Ook bij de examinering aan de rechtenfaculteit wordt derhalve gebruik gemaakt van ‘gefaciliteerde communicatie’. Nollkaemper zegt met nadruk dat hierbij gebruik wordt gemaakt ‘van professioneel getrainde communicatiehulpen die geen juridische achtergrond hebben en ook niet studeren of gestudeerd hebben aan een juridische opleiding’. Het protocol bepaalt ook dat ‘de minder valide student bij een tentamen zoveel tijd krijgt als hij of zij nodig heeft, maar dat het wel op hetzelfde moment moet aanvangen als het reguliere tentamen. Tijdens het tentamen dient naast de communicatiehulp ook een surveillant aanwezig te zijn.’

 

Crux

Waar het volgens Van der Maas in de regel mis gaat bij gefaciliteerde toetsing is het feit dat communicatiehulpen kennis hebben van de tentamenvragen. Ook uit de literatuur blijkt volgens hem dat het daar mis gaat. Van der Maas: ‘Het cruciale punt is hoe tentamens worden afgenomen. De begeleider mag de vragen van het tentamen niet kennen of zien. Zo simpel is het.’

‘Alleen wanneer iemand niet aan de toelatingsvoorwaarden voldoet, kun je hem de toegang tot het onderwijs volledig weigeren’

Of dat hier het geval is, is vooralsnog niet duidelijk. Decaan Nollkaemper zegt navraag te doen, maar blijft het antwoord schuldig. Wel zegt hij dat het internationaal recht op onderwijs wat hem betreft ‘uitgangspunt’ is bij de vaststelling van het beleid ten aanzien van mensen met een (zware) beperking. ‘Het recht op onderwijs is zowel in de Grondwet als in internationale verdragen verankerd. Zo bepaalt het VN-Verdrag inzake Economische, Sociale & Culturele Rechten dat recht op onderwijs onder meer inhoudt dat onderwijs toegankelijk moet zijn in fysieke en economische zin en bovendien op een non-discriminatoire wijze.’

 

Ook het Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap is volgens hem van belang. ‘Op grond van artikel 24 lid 5 van dit verdrag moet worden gewaarborgd dat personen met een handicap “zonder discriminatie en op voet van gelijkheid met anderen” toegang hebben tot universitair onderwijs, en dat “redelijke aanpassingen” worden verschaft aan personen met een handicap. Wat echter “redelijk” is, hangt af van de omstandigheden en moet dus per geval worden bekeken. Alleen wanneer iemand niet aan de toelatingsvoorwaarden voldoet, kun je hem de toegang tot het onderwijs volledig weigeren.’

 

Van der Maas zegt zwaar gehandicapte studenten ‘zeker niet te willen weigeren’ en hen ook te willen faciliteren in hun studie. ‘Maar niet met methoden die keer op keer wetenschappelijk gefalsificeerd zijn.’

 

De aanleiding voor dit artikel was in eerste instantie een anonieme brief van een UvA-medewerker, die schreef te vrezen dat een dergelijke didactische leermethode schade zou berokkenen aan de UvA en aan de rechtenfaculteit. Hij of zij schreef: ‘Kennis op basis van wetenschappelijk onderzoek wordt hier genegeerd. En dat allemaal om de familie van een zwaar gehandicapte student niet te bruuskeren.’ Folia heeft vervolgens diverse vragen voorgelegd aan decaan Nollkaemper en contact gezocht met wetenschappers. Positieve feedback op de methode kon niet worden gevonden.

 

De betrokken student en/of haar ouder(s)hebben tot tweemaal toe niet gereageerd op vragen die Folia hen heeft voorgelegd. Folia heeft besloten het artikel te publiceren omdat de discussie hierover raakt aan een bredere discussie, namelijk die van inclusiviteit en studeren met een functiebeperking, sinds enige tijd een van de speerpunten van UvA-beleid.

 

Dit bericht is aangepast. In een eerdere versie van dit artikel stond dat de student een master volgde. Dat is niet waar. Het gaat om een schakelprogramma voor een master.