Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Folia
actueel

Folia 70: een Free University voor vrouwen

Mina Etemad,
13 oktober 2018 - 13:18

Folia bestaat 70 jaar. Deze maand blikken we dagelijks terug met een artikel uit ons archief. Vandaag: de tweede feministische golf plaats kreeg in de jaren zeventig voet aan de grond aan de UvA. Er werden discussies gehouden en artikelen geschreven over hoe wat er kon veranderen aan de universiteitscultuur zodat er meer vrouwen zouden kunnen komen studeren en ze zich er meer welkom zouden voelen. Eén groep vrouwen opperde zelfs het idee om een universiteit te stichten die alleen bedoeld was voor vrouwen.

Vrouwen willen eigen universiteit

16 februari 1974 - Jeanne Doomen

 

Een groep vrouwelijke studenten en docenten aan de Nederlandse universiteiten gaat onderzoeken of er een mogelijkheid is een ‘Free University’ voor vrouwen op te richten. Dit is een van de resultaten van het op 8 en 9 februari door de Utrechtse werkgroep Adam’s Rib georganiseerde discussieweekend over ‘vrouw en universiteit’. Het weekend was bedoeld om gezamenlijk de positie van de vrouw in de universiteit te analyseren en concrete actieplannen te ontwerpen.

Andreas Burnier (een pseudoniem van prof. dr. C. I. Dessaur, hoogleraar criminologie in Nijmegen) beschreef in haar inleiding de vervreemding die vele meisjes ervaren wanneer ze naar een universiteit gaan. Ten eerste zijn ze in de ogen van sommige docenten geen ‘echte’ studenten. Het verhaal gaat dat een voormalige Leidse hoogleraar Romeins Recht toen er de ochtend na een corpsfeest geen enkele man, maar wel tien vrouwen in de zaal zaten, opmerkte: ‘Ik zie date r niemand aanwezig is.’

 

Een tweede vervreemdingsaspect ligt in de studieboeken en de manier waarop college wordt gegeven. De geschiedenis gaat alleen over mannen, vrouwen worden in de sociologie- of psychologieboeken niet genoemd of alleen in de traditionele rol van echtgenote of moeder.

 

‘Je hebt globaal twee soorten studentes,’ stelt Andreas Burnier. ‘De ene groep denkt: “Het is nu eenmaal zo” en conformeert zich aan de masculinistische normen. De tweede groep knapt af en heeft het gevoel dat ze te dom zijn of niet genoeg gemotiveerd. Het is niet vreemd dat veel vrouwen het aan de universiteit niet redden. De vrouwen die er wel doorheen komen worden altijd enigszins masculinistisch gehersenspoeld.’

Burnier wees nog op het lage percentage vrouwen aan de universiteit.

 

Wetenschappelijk corps

Elk jaar bestaat de groep nieuwe studenten voor slechts 20% uit vrouwen, 13% studeert af en 5% promoveert. In het wetenschappelijk corps zijn de vrouwen, althans in de lagere regionen, behoorlijk vertegenwoordigd: 14%/ Andreas Burnier: ‘Dat ligt voor de hand, omdat veel goede banen in het bedrijfsleven voor vrouwen zijn afgesloten.’ In de hogere regionene ziet het er heel wat minder rooskleurig uit: 5% van de lectoren is een vrouw en maar 2% van de hoogleraren, wat nog een gekleurd cijfer is omdat de meesten buitengewoon hoogleraar zijn. Van de fulltime hoogleraren bleek in 1968 0,5% uit vrouwen te bestaan en dan nog in marginale vakken zoals kinderpsychologie en nooit een vak als hartchirurgie. Vrouwen blijken nooit op posten te zitten die veel macht en status geven.

 

En zelfs als het zou lukken om meer vrouwen op de universiteit te krijgen, dan zou dat door de ‘wet van Sullerot’ nog geen vooruitgang betekenen. Sullerot stelt namelijk dat alle beroepen waar veel vrouwen in komen kelderen in aanzien, terwijl de beroepen waar plotseling mannen hun intrede doen (bijvoorbeeld de verpleging) zowel wat aanzien als salaris betreft gaan stijgen. Bij een toename van het aantal vrouwen op de universiteit voorziet Burnier dan ook een verschuiving van de kern van de opleiding of een algehele waardevermindering van de universitaire opleiding. Het feminisme houdt zich, volgens Burnier, in Nederland voornamelijk bezig met twee aspecten van de onderdrukking: het sociaaleconomische (gelijke lonen, scholingskansen, crèches) en het politiek-juridische (abortus-groepen) en verwaarloost het derde aspect, het culturele. De eerste feministische golf heeft zich in elk geval in Engeland verkeken op het kiesrecht, de tweede dreigt zich te verkijken op de loon- en scholingsacties.

Foto: Folia
Andreas Burnier

Cultuur

In de Verenigde Staten wordt wel gewerkt aan dit culturele aspect, ook op universitair niveau. Andreas Burnier: ‘Op het ogenblik komen de feministen aan de Nederlandse universiteiten niet verder dan klagen en eisen. Het is belangrijk om een positief alternatief te bieden.’ Dat kan op twee manieren. Het is denkbaar dat binnen de bestaande universiteit alternatieve, erkende colleges worden gegeven. Bijvoorbeeld parallel met de gebruikelijke colleges over literatuurgeschiedenis, sociologie van het gezin, ontwikkelingspsychologie e.d., collegeseries die zijn gebaseerd op empirisch en theoretisch materiaal dat niet door de masculinistische zeef is gehaald.

 

Dit soort cursussen bestaan al aan een Amerikaanse (top)universiteit als die in Berkeley. Iemand kan daar full credit krijgen voor een cursus Engelse literatuur van een bepaalde eeuw, of voor een cursus literatuur van vrouwen uit die eeuw of voor een cursus feministische analyse van die literatuur.

 

Het is ook mogelijk in plaats van of naast de alternatieve universitaire cursussen een echte ‘Free University’ voor en door vrouwen te stichten.

Autonomie

Andreas Burnier: ‘Dit zou het voordeel bieden van een veel grotere autonomie (de controle hierop behoeft dan eens niet primair van mannen te komen). Het nadeel is misschien dat dan zo’n free university aanvankelijk geen civiel effect aan haar diploma’s kan verbinden.’

 

Als men zo’n universiteit zou willen oprichten zullen de studierichtingen in het begin beperkt moeten worden. Burnier geeft de voorkeur aan een geïntegreerde opleiding in de gedragswetenschappen en een eveneens geïntegreerde opleiding in de ‘humanities’ en zo mogelijk ook een geïntegreerde opleiding in de natuurwetenschappen. Als model voor zo’n opleiding zou de Engelse Open University kunnen dienen, d.w.z. een schriftelijke cursus met mondelinge begeleiding en zo mogelijk zendtijd via de media. Een groep van toekomstige docenten zou zich een aantal jaren gezamenlijk moeten voorbereiden voordat met alternatieve colleges en publicaties kan worden begonnen.

 

Financiën

Het probleem van de financiën leek Andreas Burnier niet van acuut belang en meer een kwestie van bestuurlijke inventiviteit. ‘Er is bv een Nederlandse unie voor vrouwen in beroep en bedrijfs die misschien in het begin enigszins zal willen bijdragen in de kosten. In een later stadium kun je subsidie gaan aanvragen.’

 

Op de onvermijdelijke vraag of mannen wel of niet mee zouden mogen doen antwoordde zij: ‘Er is in Amerika een tendens ze niet te laten meedoen. Als je mannen betrekt bij de voorbereiding, loop je het risico dat zij alles voor je gaan plannen. Als mannen op hun ideologische gronden bezwaren hebben tegen de universiteit zoals die nu is, moeten ze hun eigen Free University maar oprichten.’

 

Een andere niet minder onvermijdelijke vraag was of de universitaire vrouwen niet beter iets voor arbeidersvrouwen kunnen gaan doen, omdat die het altijd nog veel moeilijker hebben en het vrouwenprobleem tenslotte een sociaaleconomisch vraagstuk zou zijn. Andreas Burnier was het hier niet mee eens en wees op landen als Rusland, Cuba en China waar vrouwen wel de sociaaleconomische gelijkheid hebben gekregen, maar geen macht. Burnier: ‘Arbeidersvrouwen zijn ook belangrijk, maar je moet de moed hebben om je prioriteiten te kiezen. Wij zitten hier als universitaire actiegroep. Als wij ons nu eerst vijftig jaar met arbeidersvrouwen bezig houden, zijn die tegen die tijd misschien op ons huidige Mavoniveau, maar wie maakt intussen de weten? Als je alleen aan de basis werkt, krijg je geen vrouwen in sleutelposities. Lukt ons dat laatste wel, dan kunnen we iets doen voor onszelf dat ook nog leidt tot verbetering van de positie van alle vrouwen.


overigens let niets andere actiegroepen om zich primair met andere zaken dan de universiteit, bv. Met dce scholing van arbeidersvrouwen bezig te houden. Voor begaafde vrouwen, ongeacht hun sociale klasse is bovendien vanzelfsprekend toegang tot een Free University mogelijk.’

 

Aan het einde van het weekend waren er verschillende groepen gevormd die zich met diverse aspecten van de culturele onderdrukking van de vrouw gaan bezighouden. De stuurgroep die de mogelijkheden tot oprichting van een Free University voor vrouwen gaat onderzoeken, zal de mogelijke inhoud van het studieprogramma van zo’n universiteit gaan uitwerken, doelstellingen opstellen, nagaan wat het civiel effect van een dergelijke opleiding kan zijn en vooral ook onderzoeken of zo’n universiteit in Nederland binnen afzienbare tijd noodzakelijk en realiseerbaar is. Coördinator van de groep is Andreas Burnier.

 

Een tweede groep wil zich werpen op het feministische cabaret en toneel en een analyse maken van kinderliedjes. Een derde groep gaat de mogelijkheden na om zelf een krant te maken, en wil analyseren hoe de vrouw naar voren komt in de masculinistische kranten.


Een vierde groep tenslotte van voornamelijk Amsterdamse vrouwen is van plan een onderzoek te gaan doen naar het seksisme in de wetenschap. Men wil modellen ontwerpen om dit te kunnen toetsen, kritiek leveren op het huidige studieprogramma en alternatieve programma’s ontwerpen.