Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Collectie G.L.W. Oppenheim
actueel

Folia 70: het eeuwige ruimtegebrek van de UvA

Henk Strikkers,
2 oktober 2018 - 09:40

Folia bestaat deze maand 70 jaar. Daarom blikken we dagelijks terug met een artikel uit ons archief. We beginnen bij onze oprichting en bewegen naar het nu. Vandaag: je kunt het je misschien niet voorstellen, maar er was een tijd dat de UvA enkel bestond uit de Oudemanhuispoort en een aantal kleinere panden in de binnenstad. In de jaren vijftig loopt de UvA tegen haar grenzen aan: de universiteit ‘puilt uit de poort.’

Wij puilen uit de poort

20 maart 1954 – G.J. Fonck

 

Naast het plan voor een Stadhuis, de projecten voor een IJ-tunnel, ontwerpen voor een opera-gebouw is de huisvesting van de universiteit één van de grote problemen, waarmee de gemeente Amsterdam te kampen heeft. Enkele weken geleden is er in Elseviers Weekblad een lans gebroken voor de concentratie van de universiteit in de binnenstad. In onderstaand artikel wordt nogmaals gewezen op de onmogelijke situatie aan ‘de poort’.

Foto: Folia
De situatie in 1954, met 1 Binnengasthuis, 2 Nederlandsche Bank (nu Allard Pierson Museum), 3 de Oudemanhuispoort. Conclusie van de tekening: de universiteit zit klem.

Een klooster voor oude nonnen

Ieder, die voor de eerste maal een bezoek brengt aan het hoofdgebouw van onze universiteit, zal getroffen worden door de pittoreske sfeer van het binnenplaatsje. Maar als we één van de deuren opendoen, die naar het eigenlijke gebouw voeren, vinden we daarachter ruimten, waarvoor menige ouderwetse bewaarschool zich zou schamen. Dit is geen wonder: dit gebouw werd gebouwd in 1389 als het Klooster der Oude Nonnen. In 1578 veranderde de bestemming, het werd ingericht als oude mannen- en vrouwenhuis. Een kleine twee eeuwen later kreeg het gebouw in hoofdzaak zijn huidige vorm en eindelijk in 1880 werd het tot hoofdgebouw voor de universiteit bestemd.

 

Tevoren huisde onze instelling van hoger onderwijs in andere afdankertjes: van 1632 tot 1862 in de Agnietenkapel, van 1862 tot 1880 in de Garnalen-DoelenTegenwoordig Handboogdoelen, nog steeds onderdeel van de Universiteitsbibliotheek. (de tegenwoordige universiteitsbibliotheek). In het begin vond de universiteit in het verbouwde Oudemannen-huis een ruime huisvesting. Verschillende afdeling van de B-faculteiten vonden er een plaats, de pedel woonde in het gebouw, en zelfs vond men er nog een onderkomen voor de schutterij.

Enige ambtenaren van het universiteitsbestuur zijn ondergebracht… in de keuken van de voormalige pedellenwoning

Woekeren met ruimte

Maar dit alles is verleden tijd. Nu is het gebouw tot in de verste hoekjes in gebruik, er wordt gewoekerd met ruimten. Een kelder en een zolder bezit de Universiteit reeds lang niet meer. Enige tientallen jaren geleden werd een deel van de zolder ‘tijdelijk’ verbouwd tot collegezalen en nadien zijn er nog enige seminaria geschapen onder het schuine dak. Een van de kelders is in gebruik als vestiaire en ook de bedienden en de werksters vinden een onderkomen in deze lagere regionen. Enige ambtenaren van het College van CuratorenHet toenmalige bestuur van de universiteit. zijn ondergebracht… in de keuken van de voormalige pedellenwoning.

 

En niet alleen wordt het gebouw op alle mogelijke en onmogelijke plaatsen gebruikt, het wordt ook langdurig gebruikt. ’s Morgens om 9 uur beginnen de colleges en als de laatste student verdwenen is, staan de cursisten van de volksuniversiteit al weer voor de deur. Vaak sluit het gebouw niet voor twaalven. Tijd om de collegezalen te luchten en schoon te maken is er nauwelijks, omdat ze voortdurend bezet zijn. Loopt u weleens colleges waarbij lichtbeelden vertoond worden? Alle ventilatie is daarbij onmogelijk. Een van de hoogleraren vertrouwde mij laatst toe dat als hij college ging geven altijd aan de reus van Klein Duimpje moest denken, die ook steeds ‘mensenvlees’ rook.

 

Toen na de laatste wereldoorlog het aantal studenten gestegen was tot bijna het driedubbele ontstond er een ware noodtoestand. Sommige hoogleraren die de moeilijkheden zagen aankomen ‘emigreerden’ uit deze mierenhoop en wisten een eigen instituut te bemachtigen. Hoewel vele van deze instituten een belangrijke plaats aan onze universiteit innemen, is toch niet te ontkennen dat in verschillende gevallen het ruimtegebrek in het hoofdgebouw een belangrijke factor bij de oprichting was. En er zullen verscheidene hoogleraren zijn, die hun instituut weer graag in het hoofdgebouw zouden onderbrengen, als er maar plaats was. Ook zonder deze decentralisatie in de huisvesting immers heeft de universiteit al moeite genoeg om niet in vakscholen uiteen te vallen.

Sommige hoogleraren die de moeilijkheden zagen aankomen ‘emigreerden’ uit de mierenhoop en wisten een eigen instituut te bemachtigen

Kleine ingrepen

Tot dusver is het kwaad met kleine middelen bestreden. Er is gezocht naar tijdelijke oplossingen en die werden soms ook gevonden. Een aantal instituten is tot stand gekomen, het hoofdgebouw werd verbeterd door het geheel herstellen van de balklagen. Tafels in de collegelokalen werden doorgezaagd om meer stoelen te kunnen plaatsen. Plannen liggen gereed voor de aanleg van centrale verwarming en vergroting van de koffiekamer. Het Geografisch Seminarium gaat binnenkort verhuizen naar het Waterlooplein, en zo blijft er toch nog gelegenheid om adem te halen. Maar als ergens een plekje vrij komt, staat er steeds weer een rij van gegadigden klaar.

 

Maar hoeveel redelijke eisen bleven onvervuld. Er zijn nodig: meer collegezalen in verschillende afmetingen, een veel grotere Aula, receptiekamer, Senaatskamer en koffiekamer, meer bureauruimte, vergaderruimte, examen- en spreekkamers, bredere gangen en trappen, magazijnen, werkplaatsen, archieven en zo is nog wel het een en ander op te sommen. En dan zwijg ik nog over de wenselijkheid van het inrichtingen van bijvoorbeeld een universiteitskapel, van allerlei seminaria en lees- en studieruimten die in een moderne universiteit een plaats behoren te vinden.

 

Een fors gebaar

Duidelijk is, dat hier niet met kleine voorzieningen gewerkt kan worden. Nodig is een fors gebaar. Bij discussies in de gemeenteraad is al gebleken dat ook het gemeentebestuur er voor voelt dit probleem grondig aan te pakken. Er ligt op het ogenblik een plan ter tafel om het gebouw uit te breiden naar de kant van de Slijkstraat, zodat dan het blok, omsloten door de Oudemanhuispoort, Kloveniersburgwal, Slijkstraat en Oudezijds Achterburgwal beschikbaar komt. De binnenhof kan in dit plan gelukkig in zijn tegenwoordige staat behouden blijven, evenals dat met enige antieke gevels aan de Achterburgwal het geval zal zijn. De uitvoering van dit plan zou een aanmerkelijke verademing betekenen. We kunnen alleen maar hopen, dat het niet tè grondig wordt aangepakt, zoals bij de IJ-tunnel of het nieuwe stadhuis, want zó lang kan de universiteit niet wachten.