Uni's investeerden niet zoveel als ze bij invoering leenstelsel beloofden
Universiteiten hebben vooruitlopend op het leenstelsel niet zoveel geïnvesteerd als ze hadden beloofd. En voormalig minister Jet Bussemaker van Onderwijs, Cultuur & Wetenschap heeft de Tweede Kamer daarover verkeerd voorgelicht. Dat beweert de Algemene Rekenkamer na een rapport.
De basisbeurs werd in 2015 afgeschaft. Het geld dat die afschaffing zou opleveren zou worden geïnvesteerd in het hoger onderwijs. Alleen er was één probleem: de eerste opbrengsten van het leenstelsel zouden pas in 2018 binnenkomen. Daarom beloofden de universiteiten en hogescholen om vooruitlopend op die opbrengsten zelf miljoenen te investeren uit de eigen reserves.
Te rooskleurig beeld
Volgens de universiteiten en hogescholen werden er zelfs meer dan die 600 miljoen euro (over de jaren 2015, 2016 en 2017) extra geïnvesteerd. Minister Bussemaker vertrouwde die uitspraken en vertelde dat in de Kamer. De Rekenkamer stelt dat de minister een ‘te stellig en rooskleurig beeld’ heeft voorgespiegeld aan de Kamer.
Uit berekeningen van de Algemene Rekenkamer blijkt immers dat die investeringen ‘waarschijnlijk niet volledig gerealiseerd’ zijn. De Rekenkamer onderzocht alle investeringen die volgens de hogescholen en universiteiten zijn gedaan in het kader van de voorinvesteringenZo worden de beloofde investeringen voorluitlopend op de opbrengsten van het leenstelsel genoemd.. Van ‘een derde van de opgegeven 860 miljoen euro (280 miljoen euro) staat vast dat het binnen het kader viel van de toezegging. Circa 250 miljoen euro (29 procent) voldeed niet aan de criteria. Van de overige 38 procent (330 miljoen euro) is dit niet te achterhalen,’ stelt de Rekenkamer.
Nieuwe definitie
De Vereniging Hogescholen (VH) en de Vereniging van Universiteiten (VSNU) zijn het niet eens met de uitkomsten van het rapport. Zij vinden dat ‘er achteraf een nieuwe definitie is gegeven van voorinvesteringen, waarin zij zich niet herkennen,’ zo reageren zij op het rapport.
De UvA behoorde tot de drie universiteiten die de Rekenkamer onderzocht, maar de Rekenkamer splitst de cijfers niet per universiteit uit.
