UvA-hoogleraar Henkjan Honing (muziekcognitie) geeft met professoren Dick Swaab en Erik Scherder vandaag het eerste theatercollege Miracles of Music. Een gesprek over zijn fascinatie voor muziek. ‘Ik voel me een missionaris.’
In een hoek van het kantoor van Henkjan Honing (58) staat, naast een bord met diagrammen, een nog feestelijk ingepakte fles wijn en uitgaven van zijn publieksboek Iedereen is muzikaal (2009), een Yamaha-synthesizer – een beetje weggestopt. Honing wijst ernaar. ‘Thuis heb ik een vleugel staan,’ zegt hij. ‘Ik speel nog drie maten per jaar – in beschonken toestand.’ Hij lacht. ‘Dat sta ik mezelf toe.’
Honing is, als hoogleraar muziekcognitie, een van de bekendste wetenschappers in Nederland. We zijn op zijn kantoor in het F-gebouw van het Science Park in Amsterdam. Maar eigenlijk werkt hij overal: muziekcognitie heeft, als interdisciplinair vakgebied, vakken op verschillende faculteiten. Honing geeft college, doet onderzoek, en schrijft. Op tafel ligt het manuscript van zijn nieuwste publieksboek, Aap slaat maat, dat in de zomer moet verschijnen.
Ook treedt hij op, dit jaar, met twee bekende collega’s: neurobioloog Dick Swaab en neuropsycholoog Erik Scherder. Op woensdag 17 januari begint hun korte reeks theatercolleges over muziek, Miracles of Music, in het Concertgebouw in Amsterdam. Het is een estafette met lezingen, stukken film en nummers van bekende muzikanten. Honing vertelt er over zijn vakgebied: waarom we allemaal muzikaal zijn, en waarom we dat ook weer kunnen verleren.
U stopte zelf rond uw 25e met muziek maken. Waarom?
‘Ik was meer geïnteresseerd in de perceptiekant van muziek: hoe we luisteren, de cognitie, en recentelijk de biologie. Ik ben nu helemaal geobsedeerd door gedrags- en neurobiologie, dus ik doe luisterexperimenten met zebravinken en resusapen – de makaken in het lab lijken een ander maatgevoel te hebben dan pasgeboren baby’s. Dat is nieuw voor mij, die andere vakgebieden, en ontzettend leuk. Ik lees me een ongeluk. Elke vijf, zes jaar wissel ik de gereedschapskist. Het gaat telkens over hetzelfde: muzikaliteit.’
Waarom doet u dat?
‘Het hoort bij interdisciplinair onderzoek. Het is bijvoorbeeld leuk om college te geven over muzikaliteit bij computer sciences. Je kijkt: waar vind ik aansluiting bij andere groepen? Het is mijn passie om mensen te overtuigen: muzikaliteit is ook een leuk onderwerp, willen jullie niet meedoen? En om dan bij die enorme kennis van andere vakgebieden aan te sluiten.’
Honing treedt vaker publiekelijk naar buiten: zo gaf hij TED Talks, was hij te zien in webcolleges van de Universiteit van Nederland, en is hij als spreker te boeken via de Speakers Academy. Zijn boodschap: iedereen heeft muzikale aanleg, en muziek is geen luxe. ‘Dus het is niet alleen voor vioolspelende jongens en meisjes uit Amsterdam-Zuid,’ zegt hij. ‘We kunnen het allemaal – vooral luisteren.’ Het is, zo zegt hij, verbonden met ons ‘zijn’.
Mensen zeggen vaak: ik ben niet muzikaal. Hoe zit dat?
‘Dat klopt. Ik hoor het vooral in Europa. In Brazilië, waar ik vaak geweest ben, hoor je dat nooit: muziek is daar heel gewoon. Het zou leuk zijn als het erbij hoort, ook in Nederland. Zelf maakte ik vroeger muziek op zolder, met vriendjes: de een had een trompet, de ander een saxofoon. Het maakte niet uit of je goed bent of niet – dat is maar een deel van muzikaliteit. Het gaat ook om genieten van muziek. Dat het ertoe doet.’
Hij lacht. ‘Ik voel me wel een missionaris.’
Een missionaris?
‘Ik geloof in het mooie van muziek, en ik draag dat uit. Muziek heeft zo veel positieve bijwerkingen. Denk aan kinderen, die op school muziek maken, in een hok met drumstel, gitaar en ud [een ud is een peervormig snaarinstrument, red.]. Dat heeft weinig met noten te maken, en meer met sociale aspecten. Lol! Dat zie je ook bij koorrepetities: mensen gaan vaak vrolijk naar huis, alsof er iets mysterieus is gebeurd. Mensen rapporteren dat bij herhaling.’
Verklaart dat de evolutionaire functie van muziek?
‘Dat is een van de zeven, acht theorieën: het appelleert aan sociaal gedrag, en het bevordert cohesie.’
Even over die ‘missiedrang’. Heeft u die altijd al gehad?
‘Nee.’ Hij denkt even na. ‘Ik denk dat het rond 2000 gebeurde, de periode waarin ik van Nijmegen [waar Honing bij het Nijmegen Institute for Cognition and Information (nu het Donders Instituut) werkte, red.] naar Amsterdam ging. Ik werd ziek, ik was depressief. Zeker een jaar, heel serieus. En daar ben ik helemaal…’
Hij stopt even. ‘Zoals dat met depressie gaat. Uiteindelijk blijft de essentie over.’
De essentie?
‘Die fascinatie voor muziek. Hoe het werkt. Daar doe ik het voor. Daar wil ik mensen enthousiast voor maken, omdat ik het wil snappen. Ik wil er hulp bij zoeken. Help me mee! Het is té belangrijk. We onderschatten het.’ Het blijft even stil.
Dan, nuchter: ‘En misschien houd ik mezelf voor de gek.’ Een harde lach. ‘Dat kan ook.’
Wat bedoelt u daarmee?
‘Nou ja, dat kan. Ik bedoel… Ja, wat kan ik erover zeggen.’
Aarzelend: ‘Weet je, het leven heeft an sich geen zin. Je moet het zin geven. Dit is voor mij een enorme manier om het betekenisvol te maken. Maar als mijn leven anders was gelopen, was het misschien anders geweest.’ Hij lacht. ‘Muziek is nu mijn leven, ja. Om het maar eens dramatisch te maken.’
Opnieuw een lach, en een slok thee. ‘Nog meer vragen?’
Dan vervolgt hij, zelf. Over hoe hij maanden naar Glenn Gould had geluisterd – een Canadese klassiek pianist. Hij had het wel zeven- tot achthonderd keer gedraaid, kende het van noot tot noot. Ja, muziek was echt heel belangrijk, benadrukt hij. Een ‘raar soort troostend iets. Omdat het echt is’.
Op zijn bureautafel liggen grote stapels papier. Het boek, Aap slaat maat, over de laatste vijf jaar in het apen- en zebravinkenlab (‘met alles wat misgaat, in dagboekstijl’). En een academische onderzoeksagenda’ (‘vierhonderd pagina’s, niet te lezen’), met plannen voor de komende jaren. Bijvoorbeeld over vogels, die anders lijken te luisteren dan mensen: meer naar klankkleur, minder naar ritme.
Wat zou u op dit moment graag nog willen onderzoeken?
‘Ik heb me wel erg aan de onderzoeksagenda gecommitteerd. Maar los daarvan: misschien zou ik de brug willen slaan naar antropologie, die had ik nog niet gedaan. Dat is wel heel spannend, dat we kijken naar de rol van muziek in de jagers-verzamelaarscultuur in Congo. Als ik nu een voorstel schrijf, hoop ik daar over een paar maanden geld voor te krijgen, en dan ga ik met antropologen en evulotionair psychologen kijken: versterkt muziek daar als sociale cohesie? Met observatie, een notitieboekje.’ Hij glimt. ‘Dat vind ik leuk. Om beter te snappen wat muzikaliteit is.’
Tegen het eind van het interview, als de fotograaf hem positioneert tussen de boeken, muziekdoosjes en zijn Sony-stereo-installatie, zien we zijn voet tikken. Een tong die klakt, een melodietje ontsnapt. Snel, ritmisch, energiek.
Heeft u altijd muziek in uw hoofd?
‘Soms, ja, ja. Vaak eigenlijk. Ik kan het ook echt aanzetten.’ Hij klakt met zijn tong. ‘Tikketikketikketikketik.’
Wat hoort u dan?
‘Altijd die rottige Glenn Gould.’ Hij lacht. ‘Dat gaat er nooit meer uit. En dat vind ik ook helemaal niet erg.’ Hij doet zijn ogen even dicht.
‘Tududutututududututu. Lekker.’
Het theatercollege Miracles of Music vindt plaats op 17 januari (Concertgebouw Amsterdam), 10 juni (Stadsgehoorzaal Leiden) en 2 december (De Doelen, Rotterdam). De show in Amsterdam is uitverkocht. Beluister ook onze eerdere podcast met Henkjan Honing.