Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Martijn Gijsbertsen
actueel

Miriam Rasch: ‘Het internet als vrijplaats voor iedereen verdwijnt’

Addie Schulte,
5 juli 2017 - 10:18

Onderzoeker-docent Miriam Rasch van de Hogeschool van Amsterdam wil tegenwicht bieden tegen de internetgiganten uit Silicon Valley. Denk een keer na voor je googelt of van alles op Facebook zet, is de oproep in haar net verschenen boek. Maar ze ziet ook de mooie kanten van nieuwe technologie – kattenplaatjes op Instagram, bijvoorbeeld.

‘Hij is altijd bij je, hij ligt op het kussen naast je in bed.’ De smartphone kan intiem zijn, een directe lijn naar of zelfs vervanger voor een geliefde. Maar het is ook een apparaat dat jou in naam van grote bedrijven en inlichtingendiensten in de gaten houdt. Filosoof Miriam Rasch heeft er een ambivalente verhouding mee. ‘Het is makkelijk om te zeggen dat telefoons verslavend zijn, dat onze aandacht wordt opgeslurpt. En dat het verschrikkelijk is dat we niet meer naar de wereld en de mensen om ons heen kijken. Dat is niet hoe ik er in sta. Het is niet alleen slecht. Dat schermpje is niet alleen een blikvernauwing, maar ook een verbreding. Dat biedt blijkbaar iets aantrekkelijks.’

 

De alomtegenwoordigheid van de smartphone is een mooi voorbeeld van wat Rasch de ‘postdigitale wereld’ noemt. ‘Het digitale zit nu overal om ons heen. Het is zinloos om terug te verlangen naar een tijd zonder digitale techniek. Je moet proberen er als persoon op een zinvolle manier mee om te gaan.’ Hoe, dat moet iedereen zelf bepalen. Ze wil niets dwingend voorschrijven, maar zegt: ‘Alleen maar op je scherm kijken is niet heel zinvol, maar uitsluitend van de schermen wegkijken ook niet.’

 

Pas nadat ze de ‘stoffige boekenstudies’ literatuurwetenschap en filosofie had afgerond, stortte Rasch zich volledig op de online-wereld. Ze begon een blog en ging lezen en schrijven over technologie en netwerken. ‘Die digitale revolutie is zo ingrijpend geweest en gebeurde terwijl we er bij stonden, zonder dat er over de gevolgen werd nagedacht. Omdat ik dat meemaak en zie hoe de maatschappij verandert, wil ik daar meer van weten.’

‘Het internet en sociale media gaan steeds meer in de richting van centralisatie, monopolies en hyperkapitalisme. Het internet als vrijplaats voor iedereen verdwijnt’

Een verzameling van haar stukken over de postdigitale wereld verscheen half juni, onder de titel Zwemmen in de oceaan. Ze gaan over privacy, afleiding, het genot van een spreadsheet, het streven om steeds meer te weten te komen over de gebruiker van allerlei diensten, maar ook over toeval en nieuwe manieren van kijken. De grens tussen de wereld online en daarbuiten is steeds minder goed te trekken. Rasch gebruikt voorbeelden uit literatuur van Marcel Proust tot Dave Eggers, maar ook uit haar eigen leven om dat te laten zien. Zo werd het ook een persoonlijk boek.

 

Hyperkapitalisme

Rasch groeide op in de tijd van de telefoon met vaste lijn en een te kort snoer. Dat lijkt een eeuwigheid geleden. ‘Van de week had ik nog een gesprek met jongere collega’s over hoe het vroeger ging. Bijvoorbeeld: op reis zonder Google Maps. Dan had je een stadsplattegrond.’ Nu kan je de weg bijna niet meer kwijtraken. Daar verlangt ze ook niet naar terug. ‘Het was vervelend om constant te verdwalen, wat mij vroeger overkwam.’

Foto: Martijn Gijsbertsen

Het valt haar op dat technologie door veel mensen klakkeloos wordt geaccepteerd; omdat het makkelijk en fijn is om al je contacten onder handbereik te hebben en al je muziek altijd op zak. Dat gebeurt wel tegen de prijs dat anderen kunnen meekijken of dat grote bedrijven allerlei informatie over je verzamelen. ‘Je hoeft je telefoon of internet niet per se uit te zetten, maar je kan er ook een keer over nadenken. Mijn filosofische inslag is om het vanzelfsprekende te bevragen.’

 

Dat geeft haar een kritische blik op online activiteiten, bijvoorbeeld vanwege de groeiende macht van de grote internetbedrijven als Google en Facebook. ‘Het internet en sociale media gaan steeds meer in de richting van centralisatie, monopolies en hyperkapitalisme. Het internet als vrijplaats voor iedereen verdwijnt. Dat vind ik wel heel jammer. Die ontwikkeling hangt samen met zaken als dataverzamelingen, van inlichtingendiensten tot Facebook en Google. Het is belangrijk is dat we daarover praten en tegen vechten, omdat die ontwikkelingen de vrijheid van internet inperken. Dat is de preek die in mijn boek zit.’ In Zwemmen in de oceaan wijst ze er bijvoorbeeld op dat Facebook ook niet-voltooide statusupdates opslaat, teksten die je als gebruiker niet meer kan zien. Zo weet Facebook meer over je dan je zelf nog kan achterhalen. Die data worden verkocht aan adverteerders, die steeds nauwkeurig op jouw profiel afgestemde advertenties op je afvuren, waardoor je meer gaat klikken, meer geld oplevert, enzovoort.

 

Rasch schrijft een tegenwicht tegen Silicon Valley te willen bieden. ‘Dat is ambitieus,’ erkent ze. ‘Maar het is hoog spel dat gespeeld wordt. Die giga-tech ondernemingen zijn nu de grootste bedrijven ter wereld. Het internet is zo groot en daardoor word je onder de voet gelopen en vermalen. Dat gevoel heb ik ook wel eens. Tegelijkertijd kan ieder individu een beetje tegenwicht bieden.’

 

Hoe kan je dat doen?

‘Ten eerste door je meer bewust te zijn van wat je allemaal doet en deelt. Door bijvoorbeeld bij het zoeken op internet niet altijd naar Google te gaan, maar ook eens een alternatieve zoekmachine te gebruiken.’

‘Zelf heb ik ervoor gekozen WhatsApp niet meer te gebruiken, dat is vrij extreem voor andere mensen’

Kom je dan niet uit bij Bing van Microsoft, ook zo’n gigant?

‘Er is ook Duckduckgo, een privacy- beschermende zoekmachine. Zelf heb ik ervoor gekozen WhatsApp niet meer te gebruiken, dat is vrij extreem voor andere mensen. Maar een paar maanden Facebook of WhatsApp niet gebruiken, geeft je veel inzicht in hoe afhankelijk je daarvan bent of hoe vanzelfsprekend dat is geworden.’

 

Heb je er last van dat je niet op WhatsApp zit?

‘Dat valt wel mee. Ik vond het moeilijker om van Facebook af te gaan. Mijn account heb ik weer terug, maar ik heb Facebook niet op mijn telefoon. Een lossere omgang kan het idee van controle een beetje teruggeven. Ik probeer zo min mogelijk gebruik te maken van Facebookberichten, om niet alle communicatie via Facebook te laten lopen en zo dat bedrijf nog meer over je te laten weten. Als ik een bericht krijg, vraag ik of ze kunnen mailen of sms’en. Ze vragen dan waarom, en dat is een manier om het gesprek open te breken.’

 

Je schrijft ook veel over jezelf en over je opvoeding door twee hippies als ouders. Waarom doe je dat?

‘Ik schrijf daarover in een hoofdstuk over discipline. Sommige filosofen die zeggen dat er behoefte is aan meer autoritaire verhoudingen, omdat we ons zo zwevend voelen. Dat wordt in verband gebracht met het verdwijnen van die autoritaire verhoudingen in de jaren zestig en zeventig. Ik ben dus opgevoed – of niet opgevoed – door twee mensen uit het tijdperk van het afzweren van alle autoriteit. Ik kan me niet herinneren dat ik ooit straf heb gekregen, of heb geleerd hoe ik netjes moest eten of hoe ik netjes oudere mensen moet aanspreken. Door schade en schande ben ik wijs geworden, wat dat betreft. En toch is het goed gekomen.’

‘De smartphone heeft het in zich om een geliefde te worden; hij is altijd bij je, hij ligt op het kussen naast je in bed, hij vlijt zich in je broekzak, klaar om te trillen, net naast de schaamstreek’

Je moest jezelf opvoeden.

‘Een grote ommezwaai kwam toen ik op de middelbare school zat en vaker bij vriendjes en vriendinnetjes ging eten. Daar zag ik hoe het in de nette gezinnen ging en leerde ik me aanpassen. Ik heb ook nooit van mijn ouders gehoord dat ik mijn best moest doen op school of dat ik hoge cijfers moest halen. Mijn vader was literair vertaler. In ons gezin draaide het om literatuur en kunst, maar er was nooit een cent te makken. Eten en een dak boven het hoofd waren er wel, maar het was niet allemaal vanzelfsprekend. Ik heb wel gezien dat mijn vader keihard werkte voor de kunsten. Dat was het voorbeeld, al werd het niet zo gezegd.’

 

Je noemt je opvoeding in verband met discipline, bijvoorbeeld als het gaat om aandacht die we moeilijk vast kunnen houden. Kunnen we nu wel of niet zonder autoriteit?

‘Door het schrijven van dat hoofdstuk over discipline heb ik veel geleerd. We worden afgeleid en willen onze aandacht behouden. Het is moeilijk om uit die molen van aandacht en afleiding te breken. Terugtrekken uit de dagelijkse routine in bijvoorbeeld mindfulness of een weekendje zonder wifi is niet de oplossing, want dat doe je om daarna weer keihard te mee te doen aan de ratrace. Mijn conclusie is dat de afleiding niet veroordeeld moet worden, maar dat je die moet intensiveren. Wat je afleidt, spreekt je aan. Maar dan moet je er wel in duiken.’

Foto: Martijn Gijsbertsen

Als je afgeleid wordt doordat je steeds op Facebook gaat kijken, wat moet je dan doen?

‘Je moet je afvragen wat je daar gaat doen. Misschien moet je dan wel twintig uur kattenfilmpjes gaan bekijken. Het is een manier om na te denken over wat als probleem wordt gezien. Is het zo erg dat we afgeleid worden? Je bent dan wel ergens in geïnteresseerd.’

 

Wat is jouw belangrijkste afleiding?

‘Als ik echt moet ontspannen: kattenplaatjes op Instagram. En Britse detectives. Of moeilijke boeken.’

 

Met een stuk over liefde en de telefoon won Rasch in 2015 de Jan Hanloprijs voor het beste essay. Ze vertelt onder andere hoe een jongen het telefoonboek doorploegde om haar nummer te vinden. Maar ook over de romantiek van de smartphone. ‘Ik wilde dat stuk al heel lang schrijven. Het is een klein aspect, de rol van de telefoon in verlangen, liefde en seks, maar aan de hand daarvan kun je veel laten zien. Het geeft ook aan waarom literatuur zo belangrijk is. In een roman van Louis Couperus uit het begin van de twintigste eeuw waren mensen ook al aan het zeuren over de telefoon. Dat vind ik geweldig. Er is veel veranderd, maar de ervaringen met zo’n ding in huis, bijna als lid van het gezin, lijken er erg op elkaar.’

 

Nu bestaan er apparaten voor in huis waar je tegen kan praten en die zaken kunnen opzoeken of muziek kunnen afspelen.

‘Daar moet ik niet aan denken. Ze kunnen vast meeluisteren als je het niet wil. Ik word daar wel een beetje nerveus van. Op Facebook zet je dingen om te delen, maar zo’n apparaat in huis kan heel veel data verzamelen. Dat is zo’n inbreuk op de intieme levenssfeer. Ik vrees dat de mens gelijk wordt gesteld aan de data die uit de mens worden getrokken. Ik hoop dat de mens meer is dan dat. Daar gaat mijn volgende onderzoek over.’

 

Misschien had Couperus wel gelijk met zijn weerstand tegen de telefoon.

‘Maar de technologie brengt ook veel mooie dingen. De smartphone ontsluit ook nieuwe manieren van verlangen.’ In haar bekroonde essay beschrijft ze hoe in een Hongaarse roman van bijna honderd jaar geleden de hoofdpersoon zijn telefoon bij zich in bed neemt, onder de dekens. ‘Hij hield van dit elektrisch dier’. Ze schrijft: ‘De smartphone heeft het in zich om een geliefde te worden; hij is altijd bij je, hij ligt op het kussen naast je in bed, hij vlijt zich in je broekzak, klaar om te trillen, net naast de schaamstreek’. Hier is geen tegenstander van techniek aan het woord. ‘Ik zeg niet: we moeten er vanaf. Maar ga er bewust mee om, zodat niet anderen macht over je krijgen.’