De commissie Diversiteit heeft gesproken en geconcludeerd dat de verbeelding van de koloniale geschiedenis aan de UvA niet meer van deze tijd is. ‘Dat klopt,’ zegt hoogleraar Remco Raben. ‘Onze wetenschappelijke wereld is zich niet goed bewust van de wortels van onze eigen wereldvisie.’
Wat moeten we aan met de bewindhebberszaal van het Oost-Indisch Huis, de zaal waar de directie van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC), de Heren XVII, ooit zetelde. In het pand zetelt nu de Faculteit der Geesteswetenschappen. Er wordt geregeld vergaderd in de voormalige bewindhebberszaal met koloniale platen aan de wand. ‘De Heeren XVII-kamer wordt zonder verdere problematisering van de koloniale geschiedenis gebruikt en dat is pijnlijk,’ schrijft de commissie Diversiteit in haar eindverslag.
Remco Raben, bijzonder hoogleraar koloniale en postkoloniale literatuur- en cultuurgeschiedenis, vindt dat er in ieder geval over gesproken moet worden. ‘Het Oost-Indisch Huis wekt nu een geheel onschuldige en gedepolitiseerde indruk, maar het pand en in het bijzonder de bewindhebberszaal, heeft een beladen geschiedenis. Die moet je niet wegpoetsen, maar juist benoemen. Het Oost-Indisch Huis was het epicentrum van een handelsimperium waar veel geld werd verdiend, maar waarmee ook slavernij en uitbuiting gemoeid waren.’
Wat nu? Moet de UvA de bewindhebberszaal ontdoen van de koloniale erfenis?
‘Dat zou ik niet zeggen. We moeten niet als een stel iconoclasten alle beelden uit de koloniale geschiedenis omver willen trekken. Die geschiedenis hoeven we niet te ontkennen, maar je moet wel wat doen met historische relicten die een symbolische waarde krijgen, zeker wanneer die voor sommigen ongemakkelijk of kwetsend is. En dat gebeurt niet.’
Dat gebeurt toch niet met opzet?
‘Er zit veel automatisme in de manier waarop wij onze geschiedenis presenteren. Daar moeten we nu echt aan gaan werken. Er wonen hier heel veel mensen van Surinaamse, Antilliaanse en Indonesische afkomst. Die herkennen zich niet in onze presentatie van de geschiedenis en kunnen zich daardoor gemakkelijk buitengesloten voelen. Dat is precies de discussie die we momenteel voeren.’
Moet het Oost-Indisch Huis een andere naam krijgen?
‘Ehhhh, daar moet ik eens goed over nadenken.’ Een lange stilte volgt. ‘Ik denk het niet. Het Oost-Indisch Huis was een bestuursgebouw, er waren geen martelkamers of zo. Maar je moet wel veel explicieter maken wat daar gebeurde. Weg met de onschuld van de VOC en maak het pand en de bestuurskamer zichtbaar en bruikbaar voor bijvoorbeeld debatten over kolonialisme.’
Hoe staat het met het wetenschappelijk discours rond kolonialisme?
‘Onze wetenschappelijke wereld is zich niet goed genoeg bewust van de wortels van onze wereldvisie. Daar zitten heel veel koloniale kanten aan. Dat zie je ook terug in het geschiedenisonderwijs: dat wordt als erg wit, erg mannelijk en erg eurocentrisch gepresenteerd. Het is onze intellectuele verplichting om buiten de leidende kaders te denken. De UvA wil toch een rebelse universiteit zijn? Dan zou ik denken: zoek die spanning eens op.’
Dat zegt u als blanke man van middelbare leeftijd.
‘Klopt. Ik kan er niet veel aan doen, maar daardoor wordt opnieuw de indruk gewekt dat er wordt gepraat over, maar zonder de mensen die het sterkst geraakt zijn door de koloniale geschiedenis. Ik ben onderdeel van het probleem.’