Nee, de UvA hoeft van de commissie diversiteit geen afstand te nemen van de positivistische wetenschapsopvatting en ja, ‘er is een kans dat de quota er komen’. Dat zegt Marieke Slootman, vice-voorzitter van de commissie diversiteit, in een reactie op de commotie die online is ontstaan na de eerste feedbacksessie op dinsdagavond.
Tijdens de bewuste bijeenkomst kreeg het publiek enkele voorlopige aanbevelingen van de commissie voorgelegd, waaronder het formuleren van een helder diversiteitsbeleid, het oprichten van een zogeheten Diversity Unit en het instellen van quota voor medewerkers en studenten. Een bericht van Folia hierover werd opgepikt door GeenStijl en zorgde voor ophef. ‘Jammer,’ want volgens Slootman was er geen ruimte voor de broodnodige nuancering en toelichting
Slootman betreurt de gang van zaken. ‘Het ging nadrukkelijk om een consultatieronde waarin ideeën werden voorgelegd aan de academische gemeenschap. Van definitieve aanbevelingen of conclusies kan dus geen sprake zijn. We zijn juist bezig deze zorgvuldig te formuleren, vandaar deze bijeenkomsten. De hand-out, die tijdens de bijeenkomst werd verspreid was zeker niet bedoeld ter publicatie in de media, maar als basis voor discussie met de aanwezigen.’
Toch werd de informatie tijdens een openbare bijeenkomst bekendgemaakt.
‘We hadden liever gehad dat er geen pers aanwezig was, maar weigeren was ook geen optie. Nu is precies gebeurd waar we bang voor waren: aanbevelingen waarop we nog input willen hebben zijn als vaststaande eindconclusies van de commissie in de reacties op internet een eigen leven gaan leiden.’
Laten we de grootste pijnpunten even doorlopen. Allereerst: wil de Commissie Diversiteit af van de positivistische wetenschapsopvatting?
‘Absoluut niet. Gloria Wekker sprak tijdens de bijeenkomst over het volgens haar te rigide beeld van het positivisme als de dominante stroming in de wetenschap; dit in verband met een pleidooi voor meer ruimte voor andere wetenschapsopvattingen. De commissie gaat zich over dit onderwerp verder niet uitspreken. We proberen vooral weg te blijven van discussies over wetenschapsopvattingen en vinden ook niet dat wij daar uitspraken over moeten doen.
‘Wél pleiten we als commissie voor meer ruimte voor andere perspectieven en andere geluiden binnen de wetenschap; bijvoorbeeld voor een kritisch perspectief op de canon, die toch in veel gevallen zeer westers is.
Daarnaast willen we meer erkenning voor het feit dat wetenschap niet volledig onafhankelijk is. Kennis ontstaat niet in een vacuüm. Dat wórdt al erkend binnen de UvA, maar we vinden dat het nog veel meer benadrukt mag worden. Wetenschappelijk onderzoek staat niet volledig los van de persoon die het opzet en uitvoert. Als je naar de uitkomsten kijkt, kun je die niet los zien van de politieke, sociale en historische omgeving waarbinnen het onderzoek werd gedaan.’
Gloria Wekker bevestigde na de bijeenkomst dat een quotaregeling tot de aanbevelingen hoort. Hoe zit dat precies?
‘Ook daar wil ik in dit stadium geen uitspraken over doen. Zo’n aanbeveling zal misschien op termijn uitgewerkt moeten worden, wanneer het niet lukt om op andere manieren diversiteit te bereiken. Dat geldt trouwens ook voor het verplichten van diversiteitscursussen. Hoe dan ook zijn we ons bewust van de gevoeligheid van dit onderwerp. In het eindrapport zullen we alle aanbevelingen gedetailleerd beargumenteren.’
Op internet vreesden sommige reageerders voor omgekeerd racisme. Wat vindt de commissie van dat verwijt?
‘Dat is een vaker gehoord argument, maar dat lijkt me eerlijk gezegd nog lang niet aan de orde. Dat het voor minderheden zelf ongemakkelijk kan zijn om via een quotumregeling ergens binnen te komen? Dat zou kunnen. Zo zijn er nog wel meer argumenten tegen quota.
We zouden er niet over beginnen als we niet van mening zouden zijn dat de argumenten vóór een dergelijke regeling de overhand hebben. In het eindrapport zullen we alle overwegingen nauwkeurig uiteenzetten. We zijn nu bezig dat op een goed onderbouwde, toegankelijke manier te formuleren.’
Veel lezers struikelden ook over de vergelijking tussen het aandeel niet Westerse jongeren in Amsterdam en dat aan de UvA.
‘Als er verwarring bestaat over de cijfers op de hand-out: niet 15 procent van de academische gemeenschap, maar van de eerstejaars bachelors op de UvA heeft een niet-westerse achtergrond. Bij de Amsterdammers van 18 jaar is dat percentage 51 procent. Onder de Amsterdamse scholieren in vwo-6 is dat overigens 28 procent.
Deze cijfers hebben we gebruikt ter onderbouwing van het feit dat de UvA een relatief witte, homogene universiteit is. Ze werden zeker niet gerelateerd aan de eerdere discussie over quota. Daarover staat nog – zoals gezegd - nog niets vast.’