36,5 procent van de promovendi aan de UvA is mogelijk klinisch depressief. Dat blijkt uit onderzoek van het UvA-promovendinetwerk UvAPro.
Het netwerk hield een enquête onder PhD'ers nadat bij een soortgelijke enquête aan de University of California, Berkeley, bleek dat promovendi een hoog risico lopen op depressies. Ook in België is een onderzoek gedaan naar het geestelijk welzijn van promotiestudenten. Daar bleek dat een derde van de studenten met geestelijke problemen heeft te kampen.
Vrouwen
Net als in Berkeley werd aan de UvA de gezaghebbende CES-D questionnaire gebruikt. Promovendi werden twintig vragen voorgelegd over blijheid en droefheid. In de samenleving valt gemiddeld 19 procent van de respondenten in de risicogroep van personen die mogelijk klinisch depressief zijn. Onder UvA-promovendi is dat bijna het dubbele: liefst viel 36,5 procent in de risicogroep.Bekijk hier het onderzoek in pdf.
Daarvan kwamen de PhD-kandidaten die aan Acta of de Faculteit der Rechtsgeleerdheid een proefschrift schrijven er nog het beste vanaf. Met respectievelijk 21,5 procent en 25 procent in de risicogroep wijken ze niet veel af van het gemiddelde. Aan de Faculteit der Geesteswetenschappen valt echter 40 procent in de risicogroep en aan de Faculteit Economie & Bedrijfskunde loopt zelfs 44 procent het risico om klinisch depressief te zijn.
Vooral vrouwen vallen in de risicogroep: gemiddeld 40 procent, tegenover 31 bij mannen. Dit is opvallend omdat in Berkeley geen verschil tussen mannen en vrouwen werd waargenomen.
(De tekst loopt door onder de grafiek.)
Remmert Daas, voorzitter van het promovendinetwerk en zelf PhD-onderzoeker aan de Faculteit der Maatschappij- & Gedragswetenschappen, zegt ‘verrast’ te zijn door de resultaten. ‘We hebben in de wandelgangen nog eens goed rondgevraagd of het wel klopte; of PhD’ers zich herkenden in de uitkomsten en of ze ook zo veel stress ervaren. We kregen bevestigende geluiden.’
Toename
Het risico om in een depressie te geraken neemt toe naarmate promovendi langer met hun proefschrift bezig zij, blijkt uit het onderzoek. Bovendien zal een promovendus die geen financiële vergoeding voor zijn onderzoek ontvangt eerder tekenen van depressie vertonen dan PhD’ers die er wel voor betaald krijgen.
Volgens de onderzoekers moet er meer onderzoek worden gedaan naar de oorzaken van de neerslachtigheid. Wel wordt er alvast een verband gelegd met de hoge werkdruk die promovendi aan de UvA ervaren. Die wordt beoordeeld met een cijferHoe hoger het cijfer, hoe hoger de werkdruk wordt ervaren. 6,5 tot een 7,0 op een schaal van 1 tot 10. 60 procent tot 70 procent van de promovendi zegt regelmatig over te werken.
‘Dat verband hebben we niet statistisch kunnen onderbouwen, maar logischerwijs kunnen we dat verband wel verwachten,’ zegt Daas. Van de PhD’ers die zeiden te moeten overwerken zei een groot deel dat te doen vanwege taken buiten het onderzoek, ‘zoals onderwijstaken,’ zegt Daas.
Psycholoog
Het promovendinetwerk roept de UvA op meer bewustzijn te creëren onder promotiestudenten en hun begeleiders over het risico op depressie. ‘We denken dat dit probleem niet alleen aan de UvA speelt,’ zegt Daas, ‘maar de manier waarop universiteiten ermee omgaan verschilt wel.’
‘Zo is er aan de TU Delft een PhD-psycholoog, die er speciaal is om promovendi te begeleiden. In Amsterdam kan een promovendus terecht bij de arboarts, maar je kunt je afvragen of er hier niet ook een gespecialiseerde psycholoog moet komen.’
De questionnaire werd vorig jaar mei verstuurd onder alle UvA-promovendi. Meer dan de helft leverde de enquête in, waarvan 433 hem volledig hadden ingevuld.