Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Merijn Roubroeks
actueel

HvA-docent leert kinderen van vluchtelingen omgaan met trauma’s

Lennart Bolwijn,
7 juli 2017 - 15:50

HvA-docent sociaal pedagogische hulpverlening (SPH) Annemieke van de Graaf (42) doet naast haar werk als docent en haar eigen speltherapiepraktijk vrijwilligerswerk voor War Child in een asielzoekerscentrum in Alkmaar. Spelenderwijs leert ze de kinderen omgaan met het verwerken van trauma’s, eenzaamheid en boosheid.

Wat is speltherapie eigenlijk?

‘In mijn praktijk ga ik één op één met het kind spelen. Bij jonge kinderen werkt praten nog niet zo goed als therapie, dus gaan we tekenen, met poppetjes spelen of voetballen. Door te spelen kan het kind met lastige emoties leren omgaan. Als ik bijvoorbeeld zie dat een jongetje met één riddertje speelt dat tegen alle andere ridders moet vechten, en ze uiteindelijk allemaal door de ruimte gooit, kan het zijn dat hij zich eenzaam voelt. Als hij daarna een eiland met mensen moet tekenen en alleen zichzelf tekent, dan is dat nog een aanwijzing. Als zoiets blijft terugkomen, vertel ik dat tegen de ouders en gaan we eraan werken.

Dan spelen we in de volgende sessie weer met de riddertjes, en dan gaan we spelend oplossingen bedenken. Wat zou die ridder moeten doen om wel te winnen, moet hij hulp inschakelen? Wie zou hij dan kunnen vragen? Eigenlijk leg je het probleem buiten het kind, maar omdat het kind emotioneel betrokken is bij het spel, leert hij oplossingen te bedenken. En in spel doe je het nooit fout.’

 

Is speltherapie voor Nederlandse kinderen hetzelfde als voor de kinderen in het asielzoekerscentrum?

‘Veel vluchtelingenkinderen hebben trauma-gerelateerde klachten. Dat betekent niet dat ze altijd een posttraumatische-stressstoornis hebben, maar wel dat ze die klachten ervaren. Denk aan concentratiestoornissen, bedplassen, hoofdpijn, het willen onttrekken van sociale situaties. Met een groepje van tien à vijftien kinderen doen we dan groepsactiviteiten, waarbij we inzetten op samenwerking, elkaar leren kennen, of omgaan met frustratie. En natuurlijk draait het ook gewoon om plezier maken. De kinderen spreken bijna geen Nederlands, dus we doen alles met handen en voeten en hier en daar een woordje Engels, maar dat gaat heel goed.’

Foto: Still van Youtube
Annemieke van de Graaf

U schreef als HvA-docent uw masterscriptie over de manier waarop therapeuten de ouders bij de therapie van het kind betrekken. Waarom moeten die ouders bij betrokken zijn?

‘Uit de literatuur en mijn gesprekken met therapeuten in asielzoekerscentra blijkt dat de betrokkenheid van de ouders cruciaal is voor de effectiviteit van de therapie. De praktijk blijkt vaak weerbarstig. Ouders zijn vaak helemaal niet bekend met individuele therapie, dat is iets heel Westers. Er was bijvoorbeeld een jonge jongen die bij de therapie had aangegeven dat zijn moeder eindelijk naar Nederland zou komen. Hij was een half jaar geleden met zijn vader naar Nederland gevlucht en had zijn moeder sindsdien niet meer gezien. Toen ging hij met de therapeut een herinneringendoos maken om zijn moeder te laten zien wat hij hier allemaal op school had geleerd en meegemaakt. Die doos nam hij mee naar zijn kamer, waar hij met zijn vader woonde. Zijn vader gooide die doos in de prullenbak. “Je moeder komt nog lang niet. Weg ermee, de kamer is al zo klein,” was zijn reactie. Daar zit natuurlijk ook pijn van die vader in omdat hij zijn zoon moet teleurstellen, maar therapeutisch gezien is dat heel schadelijk. Het kind voelt zich niet serieus genomen.

Vluchtelingenouders zijn vaak ook niet op hun best. Ze hebben veel stress, voelen zich ontheemd en hebben nog weinig houvast in hun nieuwe land. Als die ouders meedoen met de therapie begrijpen ze veel beter wat er gebeurt en werken ze aan de onderlinge band. De kinderen hebben dat ook nodig, zij hebben ook van alles meegemaakt. Zonder die positiviteit lopen ze extra risico om op latere leeftijd psychologische problemen te krijgen.’

‘Ouders vinden school belangrijk, maar therapie vaak voor gekken’

Maar waarom zijn die ouders niet altijd bij therapieën in het AZC?

‘De therapeuten die ik sprak vonden het vaak moeilijk om de ouders mee te laten doen. De hulp is vaak nogal versnipperd; in elk AZC kan het weer anders zijn. Maar belangrijk is ook dat de ouders vaak niet zo goed weten wat therapie inhoudt. School vinden ze belangrijk, maar therapie vinden ze vaak voor gekken. Ze spreken nog niet zo goed Nederlands en de cultuurverschillen zijn groot. Eén van de therapeuten die ik interviewde had een Syrische man een keer een kaartje meegegeven waar het woord “kracht” op stond, als steunbetuiging. De man was beledigd en kwam niet meer terug. Alleen Allah kon mensen kracht geven. Als therapeut moet je er echt met een zo open mogelijke houding in gaan.’

Lees meer over