Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Daniël Rommens
actueel

Zwarte geschiedenis komt tot leven in The Black Archives

Lennart Bolwijn,
26 april 2017 - 11:46

Op een zolderkamer in Amsterdam-Oost worden The Black Archives opgezet, een archief voor Nederlandse zwarte geschiedenis. De geschiedenis van het archief zelf is minstens zo interessant als de inhoud van de verzamelde boeken.

Mitchell Esajas staat in de ontvangstruimte van zijn nieuwe archief, naast een tafel waarop een paar pronkstukken staan uitgestald. Hij trekt witte handschoenen aan en pakt voorzichtig een van de oudste stukken. Het is een wisselbrief uit 1863, de tijd van de afschaffing van de slavernij in Suriname en de Nederlandse Antillen, en is ondertekend op het Ministerie van Koloniën in ’s Gravenhage. Het is een bewijsstuk dat de Schotse slavenhouder Hughes ontving, omdat hij met de aanstaande afschaffing van de slavernij door de Nederlandse overheid werd gecompenseerd voor het verlies van zijn tot slaaf gemaakten, in de bewoording van Esajas. ‘Zestig duijzend Gulden’ hield Hughes eraan over. Hoe dichtbij deze geschiedenis is, wordt duidelijk als Esajas vertelt over een student die hen vanwege de wisselbrief benaderde. ‘Haar tot slaaf gemaakte voorouders moesten op zijn plantages werken.’

 

In het historische pand van Vereniging Ons Suriname in het statige Hugo Olijfveldhuis in Amsterdam-Oost leidt Esajas geïnteresseerden rond in The Black Archives, voordat die worden opengesteld voor het grote publiek. Met een team van studenten en jonge professionals zetten Esajas en Jessica de Abreu een collectie op met meer dan vierduizend boeken, archiefstukken en tijdschriften over zwarte geschiedenis in een Nederlandse context. De Abreu was vorig jaar onderdeel van de onderzoeksgroep van de Diversiteitscommissie aan de UvA.

 

Esajas studeerde bedrijfskunde aan de VU en antropologie aan de UvA, waar hij nu studiebegeleider is. Het duo vormt het hart van New Urban Collective; een platform voor betere representatie voor jongeren met diverse achtergronden. Een klein groepje studenten, UvA-docenten en een enkele andere geïnteresseerde is naar Oost gekomen voor de rondleiding. ‘Ik ben erg geïnteresseerd,’ zegt een blonde man van in de veertig bij het voorstelrondje, ‘in de zwarte geschiedenis. O jee, mag ik dat wel zo zeggen?’

 

(De lopende tekst gaat verder onder het intermezzo)

Foto: Daniël Rommens
Document uit The Black Archives

Uit de Black Archives

Behalve de wisselbrief springen de kinderboeken met titels als Tien kleine negertjes, De negerkoning en De neger die wit wilde zijn meteen in het oog. Op de prenten staan zwarte mensen op stereotyperende wijze geïllustreerd met grote rode lippen en gouden oorringen.

 

De covers spreken tot de verbeelding. Met welk beeld van Afrikanen voedden Nederlanders vroeger hun kinderen op?

Spectaculair is de correspondentie tussen Vereniging Ons Suriname en de Black Panther Party

Spectaculair

Boekenkasten vol wetenschappelijke literatuur kijken ons aan als we het archief binnenstappen. Een groot deel bestaat uit boeken van Amerikaanse auteurs, vanwege de lange intellectuele traditie van zwart verzet in de VS. Desondanks ademt de ruimte Nederlands-Caraïbische geschiedenis. Twee studenten bladeren gefascineerd door de boeken en kijken naar de nog rommelige boekenkasten. ‘Mitchell, zoek je nog stagiaires om dit allemaal te ordenen?’ Achterin ligt meer primair bronmateriaal, zoals documenten van Afro-Amerikaanse leiders die Nederland hebben bezocht. ‘W.E.B. Du Bois, C.L.R. James en James Baldwin zijn allemaal hier geweest,’ zegt Esajas. ‘Binnenkort willen we met New Urban Collective een avond organiseren rondom I Am Not Your Negro, de documentaire over Baldwins leven. Ik hoop dat ik nog wat beeldmateriaal van Baldwin in Nederland kan vinden.’ Spectaculair is de correspondentie tussen Vereniging Ons Suriname en de Black Panther Party, de Amerikaanse militante zwarte protestbeweging uit de jaren zestig, waarin beide groeperingen elkaar steun betuigen in hun gevechten voor burgerrechten en de onafhankelijkheid van Suriname.

 

Maar de lokale zwarte geschiedenis die we hier kunnen vinden, is minstens zo interessant. Halverwege de jaren zeventig kwam de migratie uit Suriname op gang, en eenmaal hier zochten emancipatiebewegingen elkaar op. Die kregen toen nog ruime subsidies, en veel Surinaamse verenigingen in Nederland brachten actief hun eigen tijdschriften uit. Tijdschriften die nu hier in het archief liggen en een mooi tijdsbeeld schetsen. Esajas: ‘Deze verenigingen hielpen mensen die hun weg nog moesten vinden in de Nederlandse maatschappij. Bijvoorbeeld met juridisch advies of het vinden van een huis. Maar ook voor de gezelligheid: ze organiseerden vaak film- of muziekavonden.’ Een UvA-docent antropologie die achter hem staat zegt gefascineerd: ‘O, ik zie allemaal scripties ontstaan!’ Ook zijn veel protesten tegen racisme en ongelijkheid terug te zien. In een ander tijdschrift staan artikelen over politiegeweld tegen zwarte mensen in de jaren zeventig. ‘Het lijkt wel traditie om Surinamers te mishandelen,’ staat er. ‘Zo zie je maar,’ zegt Esajas. ‘Nothing new.

 

Loopgraven

In The Black Archives kan de onderzoeker zich onderdompelen in zwarte geschiedenis zonder meteen in de loopgraven te hoeven kruipen, zoals de afgelopen jaren zo vaak gebeurt. Met de protesten tegen Zwarte Piet wordt de discussie over het koloniale verleden steeds scherper gevoerd; waarbij etnische minderheden, het schuldgevoel van elites en de frustratie van witte nationalisten zonder veel onderbouwing tegen elkaar ingaan. Brede kennis over deze geschiedenis is dus hard nodig, maar wanneer we praten over hoe we met het koloniale verleden moeten omgaan gaat het over ‘dekolonisering’, ‘het erkennen van blinde vlekken’, of het nog vagere ‘bewustmaken van dit deel van de geschiedenis’. In The Black Archives spreekt de geschiedenis voor zichzelf. In de brieven, krantenartikelen en krabbels aan de zijkant, zien we de portretten van mannen en vrouwen, hun levens, gezichten, hun twijfels en hun liefkozingen. Het verruimt de eendimensionale kijk op koloniale geschiedenis van blanke onderdrukkers en gekleurde onderdrukten.

 

(De lopende tekst gaat verder onder het intermezzo)

Foto: Daniël Rommens
Sint Nikolaas en zijn knecht

Uit de Black Archives
De eerste keer dat Zwarte Piet naast Sinterklaas verscheen, was in Sint Nikolaas en zijn knecht in 1850, van de Amsterdamse onderwijzer en kinderboekenschrijver Jan Schenkman. In de negentiende eeuw ontstonden aan beide kanten van de Atlantische Oceaan stereotypen van Afrikaanse slaven door Amerikaanse minstrel shows, theater waarbij witte mensen zich zwart schminkten om zwarte mensen na te doen. Blackface was een dommige, grappige en emotionele sidekick die zich graag schikte in zijn dienende rol en daarom dus ook niet uit de slavernij bevrijd moest worden. Jan Schenkmans boekjes maakten Zwarte Piet een populair figuur bij het Sinterklaasfeest. In de eerste druk droeg Zwarte Piet nog niet het bont gekleurde uniform van achttiende-eeuwse pages, dat kostuum is later toegevoegd. Dit boek is een latere uitgave.

‘Over het algemeen moet je goed zoeken, wil je met boeken en vakken in aanraking komen die op een kritische manier naar kolonialisme kijken’

We vinden krantenartikelen uit 1974 over de kraak van de Gliphoeve, een flat in de Bijlmer. In elk blok mocht maar één Surinaams gezin wonen. Omdat de behoefte aan woonruimte groot was, kraakten veel Surinamers de flat samen met leden van de Amsterdamse kraakbeweging. Esajas: ‘Voor iedereen die de huidige segregatie in de stad wil onderzoeken is dit interessant. Hier begon het. Veel mensen waren in die tijd behoorlijk radicaal, socialistisch, marxistisch ook. Maar na de Decembermoorden in 1982 [de marteling en executie van vijftien tegenstanders van het militaire regime van Desi Bouterse in Suriname, red.] zijn mensen teleurgesteld geraakt, en ik merk dat deze generatie heel weinig hierover aan zijn kinderen vertelt. Een Surinaamse student kwam er laatst pas achter dat haar vader bij deze kraakactie betrokken was. Dat had hij nooit verteld!’ Esajas lacht: ‘Die man is nu architect.’

 

Ongeveer de helft van de collectie is afkomstig uit de privéverzameling van de in 2009 overleden UvA-socioloog Waldo Heilbron. Thiëmo en Miguel Heilbron, de zonen van Heilbron en goede bekenden van Esajas en de Abreu, wilden iets met de schat aan kennis van hun vader doen. Nadat de boeken een jaar in Noord werden gestald, is de inmiddels flink uitgebreide collectie nu te vinden op de zolder van het Hugo Olijfveldhuis. Historische kernfiguren in het archief zijn de Surinaamse communist Otto Huiswoud, medeoprichter van de American Communist Party en zijn vrouw Hermina. Esajas: ‘Hij heeft met Lenin gesproken in Moskou, Frantz Franon ontmoet in Parijs en met Marcus Garvey gedebatteerd in Jamaica.’ Na de Tweede Wereldoorlog kwam Huiswoud in Amsterdam terecht en werd hij voorzitter van de Vereniging Ons Suriname, zijn vrouw Hermina liet een deel van hun privécollectie boeken en documenten aan de vereniging na. Esajas trekt The Ways of White Folks uit de kast, van de prominente schrijver Langston Hughes. Voorin staat: ‘May 1946, a Happy New Year for Hermie – who remembers when many of these stories were written – Sincerely, Langston Hughes.

 

(De tekst loopt door onder de afbeelding)

Foto: Daniël Rommens

Affiniteit

‘Natuurlijk kun je in de UvA-bibliotheek namen van bekende zwarte postkoloniale wetenschappers als Frantz Fanon en Paul Gilroy vinden, of schrijvers als James Baldwin en Anton de Kom,’ vertelt Esajas. ‘Maar over het algemeen moet je goed zoeken, wil je met boeken en vakken in aanraking komen die op een kritische manier naar kolonialisme kijken. En je moet er natuurlijk überhaupt al affiniteit mee hebben. Je kan heel veel opleidingen afronden zonder ooit met dit verleden in aanraking te zijn geweest.’

 

Het streven is om open te gaan op 25 november, de Onafhankelijkheidsdag van Suriname. Esajas: ‘Dat is de dag waar Huiswoud voor streed. Daarna kunnen studenten, onderzoekers en anderen met interesse in koloniale geschiedenis hier terecht.’ Samenwerkingsverbanden met het Tropenmuseum en het Amsterdam Museum lopen al. Wellicht komen die er ook met de UvA – al wil Esajas dan graag zelf de controle houden: ‘We zijn nog steeds een kleine grassroots-organisatie en blijven graag onafhankelijk.’ Maar voor het zo ver is, vergt het archief nog veel werk: boeken en documenten moeten nog gearchiveerd worden, en de collectie groeit nog steeds. Naast het archief willen Esajas en De Abreu exposities opzetten voor een breder publiek. Dat is een mooi eerbetoon aan Waldo Heilbron, aan wie we de helft van de collectie te danken hebben. Esajas: ‘Heilbron wilde in dit pand een klein museum opzetten. Nu staat zijn boekenverzameling hier in het archief, en gebruiken we die ook voor onze tentoonstellingen. Als dat lukt, is de cirkel mooi rond.’