‘UvA slaat modderfiguur met lancering IAS’
Een schokkend gebrek aan respect voor gevoeligheden. Dat verwijt UvA-hoogleraar Christoph Lindner de UvA, na de presentatie van het nieuwe Institute for Advanced Study (IAS). Tussen de negen wetenschappers die als oprichter werden genoemd, staat niet één vrouw. Ook werd er gerept over ‘founding fathers’. IAS-directeur Peter Sloot heeft naar aanleiding van Lindners brief inmiddels excuses aangeboden voor de paternalistische term.
Lindner stuurde maandag een brief naar onder anderen directeur Sloot en de nieuwe collegevoorzitter Geert ten Dam. Daarin toont hij zich bezorgd over het gebrek aan diversiteit en maakt hij bezwaar tegen de paternalistische term ‘founding fathers’. Hij noemt het ‘teleurstellend en problematisch’ voor een instituut dat wetenschappers een vrijplaats wil bieden om zich aan ‘belangrijke fundamentele en maatschappelijke vragen’ te wijden. ‘Ironisch genoeg houdt de UvA hiermee een van de grootste maatschappelijke uitdagingen – het gebrek aan diversiteit- juist in staat.’
IAS-directeur Sloot liet weten dat antropologe Anita Hardon oorspronkelijk ook één van de wetenschappelijke grondleggers was, maar nu de functie van co-directeur vervult. De UvA heeft de website van het nieuwe instituut inmiddels aangepast, het woord ‘founding fathers’ is geschrapt en aan de lijst met grondleggers is een vrouw toegevoegd: voormalig rector magnificus Dymph van den Boom.
Cosmetische correctie
Een ‘cosmetische correctie,’ meent Lindner. Het echte probleem ligt volgens hem veel dieper. Hij ziet het incident als symptoom van een groter euvel. ‘Hoe kan het zijn dat de leiders van een nieuw wetenschappelijk instituut zich niet bewust zijn van één van de grootste problemen in de wetenschap: de onder-representatie van vrouwen?,’ vraagt Lindner zich af.
Lindner hoopt dat de nieuwe collegevoorzitter Geert ten Dam zich ervan bewust is dat diversiteit in gender, etniciteit, religie en seksualiteit niet iets is waar men pas achter af over nadenkt. ‘Het zou een fundamenteel onderdeel moeten zijn van alles wat we als universiteit doen.’
