Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Mika Baumeister / Unsplash
wetenschap

‘Men denkt dat de kinderopvangsector te lief is om voor zichzelf op te komen’

Sterre van der Hee,
8 juli 2021 - 08:57

Extreme marktwerking in de kinderopvang moet worden afgeschaft, vindt UvA-politicoloog Franca van Hooren (37). Samen met het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en verschillende vrouwenorganisaties doet ze een vierjarig onderzoek naar arbeidsomstandigheden in de kinderopvang. ‘Een kinderopvangwerknemer kan geen woning in Amsterdam betalen, terwijl daar wel veel vraag is naar pedagogisch medewerkers.’

Hoe staat het ervoor met de kinderopvang in Nederland, volgens u? 

‘Er gaan best veel dingen goed. Ouders brengen hun kinderen met een goed gevoel erheen, en er werken professioneel opgeleide mensen die heel hard werken. Maar er is een hoge werkdruk. Hoe beter het gaat, hoe meer vraag er is en hoe meer werkdruk er bestaat, omdat er altijd te weinig voldoende geschoolde mensen zijn. Werknemers verdienen ook relatief weinig (gemiddeld 2166,50 euro bruto startsalaris volgens Loonwijzer.nl, red.), zeker in vergelijking met leerkrachten (2536 euro) en politieagenten (2442 euro). Daardoor voelen werknemers zich soms ondergewaardeerd. Ik hoorde vaak dat ze het gevoel hadden als een veredelde oppas te worden gezien, terwijl ze pedagogisch geschoold zijn en veel bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen.’ 

Foto: Privéarchief
Franca van Hooren

Hoeveel mensen heeft u gesproken voor uw onderzoek?

‘Ik doe al jarenlang onderzoek naar de kinderopvangsector, maar voor dit onderzoek heb ik ongeveer vijftien vakbondsmensen geïnterviewd en een jaar lang meegelopen met de Federatie Nederlandse Vakbeweging (FNV). Ik ben dus bij veel bijeenkomsten van vertegenwoordigers van de sector geweest. Daarnaast heb ik honderden parlementaire documenten, beleidsdocumenten, nieuwsberichten en stukken uit het vakbondsarchief bestudeerd.’

 

Donderdag staken kinderopvangmedewerkers voor het eerst in twintig jaar tegen de hoge werkdruk. Hoe komt het dat de kinderopvangsector zo weinig lijkt te protesteren?

‘Het beeld bestaat dat werknemers in de kinderopvang te lief zijn om voor zichzelf op te komen. Ze zouden niet gaan staken omdat ze dan de kinderen in de steek moeten laten. Ik denk dat dat cultureel bepaald is, het zegt veel over hoe we als maatschappij naar de kinderopvang kijken: als jij altijd te horen krijgt dat je zo lief en zorgzaam bent als pedagogisch medewerker, dan is dat ook iets wat je internaliseert. Ik kwam dat beeld ook tegen bij vakbondsmedewerkers, en het wordt vaker bevestigd. Het kinderdagverblijf van mijn kinderen gaat bijvoorbeeld niet staken omdat ze ouders niet in de problemen willen brengen. Tegelijkertijd sprak ik tijdens vakbondsbijeenkomsten ook mensen die graag voor zichzelf willen opkomen. Zij denken: waarom kan het onderwijs of de politie wel staken en wij niet? Wij moeten júist staken omdat we meer waardering verdienen! De spanning tussen die twee kanten kwam vaak terug. Dat nu gestaakt wordt is het gevolg van een actieve, terechte campagne vanuit de vakbond. De FNV heeft de afgelopen jaren heel actief bijgedragen aan bewustwording onder werknemers.’

 

Welke andere conclusies heeft u getrokken tijdens het onderzoek? 

‘Het is een laaggewaardeerde sector met veel werkdruk en voor werknemers is het dan ook moeilijk om economisch zelfstandig te worden door de lage salarissen. Een kinderopvangwerknemer kan geen woning in Amsterdam betalen, terwijl daar wel veel vraag is naar kinderopvang. Het is moeilijk dat te veranderen want door de marktwerking bestaat de sector uit veel partijen: er zijn nonprofitwerkgevers en stichtingen, gastouders, de overheid, werknemers zelf en werkgevers met winstoogmerk, soms gefinancierd vanuit venture capitalist-bedrijven. Werkgevers zijn ook beperkt door regels van de overheid. De FNV moet het in dit conflict dus zowel tegen de bedrijven als tegen de overheid opnemen, daardoor is het ingewikkelder om dit op de politieke agenda te krijgen en dingen te bereiken.’

‘Sinds de jaren tachtig is veel in kinderopvang geïnvesteerd, men vond het goed voor de economie. Maar het is belangrijk te onderstrepen dat het ook goed is voor andere dingen’

Wat zou er moeten veranderen, volgens u? 

‘Tijdens de pandemie is weer bevestigd hoe belangrijk kinderopvang is, dus er is wel een kans voor verandering. Ik denk dat de staking kan bijdragen aan zichtbaarheid in de politiek. Om alles echt goed te regelen zou de kinderopvang een basisvoorziening moeten worden. Je komt natuurlijk niet zomaar van private aanbieders af, maar als je het regelt zoals het onderwijs nu bij ons is geregeld, zou het voor de sector beter zijn. De overheid zit aan de knoppen, zij kunnen zorgen voor betere arbeidsomstandigheden en meer waardering.’

 

Waarom gaat dit onderwerp u zo aan het hart? 

‘Als kind ben ik begin jaren tachtig zelf naar een crèche gegaan, toen was dat nog heel ongebruikelijk – zo’n 2 procent van de Nederlandse kinderen ging naar een kinderdagverblijf. In 2020 was dat 55 procent onder kinderen van 0 tot en met 3 jaar. Sinds de jaren tachtig is er veel in geïnvesteerd, men vond het goed voor de economie, maar het is belangrijk ook te onderstrepen dat het ook goed is voor andere dingen. Mensen in de kinderopvang worden vaak vergeten in het beleid, juist omdat ze bij een sector horen die niet geneigd is op de voorgrond te treden. Dat hangt ook enorm samen met genderongelijkheid: veel sectoren waar vrouwen werken zijn nu eenmaal ondergewaardeerd in Nederland.’ 

Lees meer over