Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Sara Kerklaan
opinie

Dan Afrifa | ‘Een Portugees-Catalaans-Ghanees-Nederlandse identiteit, zitten ze daar op te wachten?’

Dan Afrifa,
9 februari 2021 - 12:02

Onenigheid op de afdeling politicologie van de UvA. Onenigheid over het al dan niet bijhouden van diversiteitsgegevens. Nou zal ik me daar inhoudelijk niet mee bemoeien, als student politicologie kwam ik immers niet verder dan het eerste semester. Maar dat handjevol studiepunten stelt mij nu wel in staat mijn eigen diversiteit onder de loep te nemen.

Mijn zelfidentificatie gaat via mijn oren. Zo is er een Portugees nummer waardoor ik me Portugees voel: Povo que lavas no rio. In dit lied zingt fadozangeres Amalia Rodrigues over de mensen die kleren wassen in de rivier. Roddelende mensen, die haar met de nek aankijken. Maar bovenal bezingt Amalia dat zij een van hen is.

Bijna pink ik een traantje weg, maar ik ben een man en echte mannen huilen niet

Ik kan me daar maar al te goed een voorstelling van maken. Van wat je voelt als de groep waar jij gevoelsmatig bij thuishoort, jou niet als zodanig erkent. Jou afwijst en afstoot. De reden waarom vertel ik een andere keer, maar die wanhopige vereenzelviging ontroert mij. En dan het beeld van de kabbelende stroming en de kromgebogen vrouwen die tot boven hun enkels in het water staan en de kleren uitwringen. Van deze Portugese melancholie worden mijn ogen vochtig. Bijna pink ik een traantje weg, maar ik ben een man en echte mannen huilen niet.

 

Wat mannen wel doen is reizen. En ik reisde een aantal jaar geleden af naar Lissabon om fadogezang te horen en een Portugese vlag te scoren. Daar in Portugal kocht ik echter een geelrode vlag, die van Catalonië, want sinds enkele jaren intrigeert het Catalaanse onafhankelijkheidsstreven mij ook enorm. Het toont mij dat zelfs West-Europa niet ‘af’ is. Die vlag prijkt nu op mijn kamer, en op de sentimentele ochtenden zet ik het Catalaanse volkslied op en neurie ik mee. Iedere keer verstevigt Catalonië haar onafhankelijke plek in mijn hart.

Soms voel ik me niets anders dan een weekhartige Nederlander, heel soms maar

In mijn kamer nog een vlag. De rood-geel-groene met de eenzame zwarte ster in het midden. Maar mijn gevoel van Ghanees-zijn zit hem toch meer in onze muziek dan in die lap stof. Bijvoorbeeld wanneer ik naar Ghanese gospel luister en denk aan de miljoenen landgenoten die hoop en steun putten uit die klanken. Zoals mijn moeder die de gospelnummers elke ochtend meezingt en mijn vader die er wat zwijgzamer van geniet. Bij die muziek voel ik me door en door Ghanees en wellen de tranen achter mijn ogen weer op. Maar dan herinner ik me dat echte mannen niet huilen.

 

En toch voel ik me soms niets anders dan een weekhartige Nederlander. Heel soms maar. Wanneer ik als stadsjongen wegdroom bij ‘Het Dorp’ van Wim Sonneveld. Geraakt door regels als: ‘Thuis heb ik nog een ansichtkaart. Waarop een kerk een kar met paard.’ En: ‘Dat dorp van toen, het is voorbij. Dit is al wat er bleef voor mij.’ Al schrijvende zing ik mee en waan ik me nog Nederlandser dan mijn blonde vrienden. Een soort super tatta.

Een van de UvA-politicologen zei dat een diversiteitsenquête ervoor zorgt dat mensen gestimuleerd worden kritisch na te denken ‘over de categorieën in de samenleving en hun eigen verhouding daartoe’. Een Portugees-Catalaans-Ghanees-Nederlandse identiteit, zit hij nou op zo’n conclusie te wachten? Waarschijnlijk niet. Maar hij kijkt vast minder gek op wanneer ik invul dat ik een échte man ben.

 

Dan Afrifa is een Ghanese Amsterdammer, schrijver en voormalig student geschiedenis aan de UvA.

 

En voor de liefhebbers: Amalia Rodriguez

 

Lees meer over