Faalangst, prestatiedruk en keuzestress: hoe leuk is studeren nog? En dan heb je ook nog eens een waslijst aan praktische dingen te leren op weg naar die verdomde volwassenheid. Stella en Eva schrijven het om en om van zich af. Dit keer: wie koketteert met koffieverslaving, prijst haar eigen werkverslaving.
Ik had niet ontbeten, maar wel drie koppen koffie gedronken - en ik had het idee dat ik geluiden kon zien. Scheel van de cafeïne, dat was me al een tijdje niet meer overkomen. Ik probeer erop te letten, liefst niet meer dan vier kopjes per dag. Maar het was twaalf uur ‘s middags en ik zat al bijna aan mijn tax. Weinig urgente gedachten (‘Mijn fiets staat nog op Leidse, ik moet hem even ophalen’) begonnen steeds dwangmatiger te worden (‘Ik moet nu mijn fiets ophalen anders wordt hij gestolen. Misschien is hij al gestolen, en hoe moet ik dan een nieuwe betalen?’).
Koffie is een van de weinige verslavingen waarmee actief wordt gekoketteerd. Er zijn mokken met daarop streepjes als een maatbeker. ‘Nu is het veilig om een gesprek met mij te beginnen’ staat bij het onderste streepje. Wijn is ook zo’n verslaving, denk aan de wijnfles met een glas er bovenop en de truttige tekst ‘eindelijk een glas dat groot genoeg is’. Ja, en dan is er nog de kalende veertiger in midlife die wanhopig ‘ik ben echt verslaafd aan hardlopen’ in je oor hijgt, maar dat is verkapt opscheppen van het treurigste soort, en daar hebben we het nu even niet over.
In de Verenigde Staten heb je de wine mom, een stereotype van een moeder die niets anders doet dan pilates, de kinderen naar de voetbaltraining rijden en wijntjes tikken met de ouderraad. Bestaat er zoiets als de coffee student? De te laat begonnen eerstejaars, die gestrest en overprikkeld in de overvolle UB elk uur een koffiepauze ingelast ‘want anders red ik het niet’? Als ze bestaat, was ik haar vijf jaar geleden ook.
Medestudenten, koffieliefhebbers: we verkeren in goed gezelschap. Kierkegaard dronk volgens zijn biograaf koppen sterke koffie met zoveel suiker dat het er als een ijsberg bovenuit stak. Jean-Paul Sartre, Honoré de Balzac, Margaret Atwood. Bach schreef zelfs een opera over de ophef rondom Weense koffiehuizen in 1732, de Koffiecantate. Toen vond men koffie maar gevaarlijk, zeker voor de jeugd. Daar kunnen we nu om lachen.
Ik houd zoveel van koffie dat ik het nu aan het drinken ben, terwijl ik schrijf. Dat doe ik eigenlijk altijd tijdens het schrijven of studeren, omdat ik het lekker vind, maar ook omdat het me helpt om te concentreren. Kan ik net nog even een extra opdracht maken, ‘s avonds laat. Kan ik net wat eerder beginnen, ‘s ochtends vroeg. Koffie maakt productiever en laat je heel even het moment uitstellen waarop je wordt overspoeld door vermoeidheid.
Kunnen werken als een machine is een groot goed, zeker nu. Lees maar na in columns uit The Huffington Post, Forbes en The Guardian waarin creatieve genieën worden geprezen om hun productiesnelheid. Ik neem het woord neoliberaal niet vaak in de mond, maar nu even wel: wie koketteert met koffieverslaving, prijst haar eigen werkverslaving. Als je het zo bekijkt is koffie wel degelijk gevaarlijk, zeker voor mijn eigen overwerkte generatie. Om een circulerende meme te citeren: ‘Hoe ik mijn koffie neem? Serieus, heel serieus.’