Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Daniël Rommens
opinie

Eva’s waslijst | ‘Hang als vrouw nooit aan de grote klok dat je een hekel hebt aan banden plakken’

Eva Hofman,
24 september 2019 - 14:48
Betreft
Deel op

Faalangst, prestatiedruk en keuzestress: hoe leuk is studeren nog? En dan heb je ook nog eens een waslijst aan praktische dingen te leren op weg naar die verdomde volwassenheid. Stella en Eva schrijven het om en om van zich af. Dit keer: gehannes met dat ventieltje, moeilijk vooroverbuigen en knijpen om te kijken of de band al hard genoeg is.

Ik merkte het pas echt toen ik – zonder tegenwind en op comfortabele schoenen – de brug nauwelijks meer opkwam. Het kostte me al een paar weken steeds meer moeite om mijn fiets vooruit te trappen. Eerst weet ik het aan een griepje. Toen aan de broek die mijn buik beknelde, waardoor ik mijn lijf in een gekke bocht moest wringen. Daarna aan mijn conditie, die deze zomer nogal is verslechterd. Ten slotte aan de pijnlijke waarheid: mijn banden waren zacht. 

 

Is dat nou zo pijnlijk? Ja, dat is pijnlijk. Want als het op het repareren van mijn fiets aankomt, ben ik helemaal niets waard. Vroeger, toen ik nog twaalf kilometer naar school moest fietsen door Betuwse weilanden, was ik behoorlijk alert op de eerste signalen van een aftakelende fiets. Denk aan het schuddende stuur, de wiebelende trapper, het vreemde tikgeluidje van een losrakende ketting. Bij zo’n teken schakelde ik moeder, broer of stiefvader in om mijn fiets met olie, lucht of magie te lijf te gaan. 

 

Het Betuwse openbaar vervoer is zo achterlijk, dat een losse ketting halverwege mijn tocht zou betekenen dat ik de rest van de weg kon lopen. Mijn verstandige broer – die ongeveer dezelfde weg naar school aflegde maar uiteraard nooit (‘nooit!’) samen met mij – kwam soms thuis met zwarte vegen op zijn handen. Had hij zelf onderweg zijn ketting gefixt. Mijn oplossing voor hetzelfde probleem was: mijn fiets langs de weg parkeren en wederom mijn arme moeder inschakelen om me te komen halen, met auto en fietsendrager. 

‘Tot tweemaal toe ben ik een fiets verloren omdat ik hem met lekke band ergens parkeerde en pas weken later zin had hem weer te gaan zoeken’

Maar nu woon ik weer in Amsterdam, waar de tram nooit ver weg is en zowat elke fiets in een ver stadium van aftakeling verkeert. Het gepiep en gekraak van mijn stalen shetlander kan ik nu tijden ongegeneerd negeren. Tot tweemaal toe ben ik een fiets verloren omdat ik hem met lekke band ergens parkeerde en pas weken later zin had hem weer te gaan zoeken. Onderhoud, wanneer echt nodig, laat ik nu uitvoeren door de fietsenmaker of mijn tegenstribbelende vriend.

‘Natuurlijk is het niet moeilijk om banden op te pompen, dat weet ik ook wel’

Even tussendoor: als je als vrouw een hekel hebt aan banden plakken, hang dat dan nooit aan de grote klok. Vertel het niet aan de vrienden (‘ben jij nou feminist?’), niet aan je ouders (‘hebben we je zo slecht opgevoed?’) en niet aan je seksistische oom (insert vrouwonvriendelijke opmerking). Zelfs de fietsenmaker, die ik in principe goede zaken bezorg, vindt dat ik het eigenlijk zelf moet kunnen. Anders ben ik blijkbaar niet geëmancipeerd. Dat hoor ik nou nooit over knopen aannaaien of strijken, of ander traditioneel vrouwenwerk waar ik ook niet goed in ben.

 

Groot geheim: ik ben helemaal niet bang dat ik geen band kan plakken, ik vind het gewoon saai.

 

Natuurlijk is het niet moeilijk om banden op te pompen, dat weet ik ook wel. Het kost letterlijk een halve minuut, en elk café of universiteitsgebouw heeft wel ergens een pomp staan. Maar ik heb er gewoon nooit zin in. Niet in het gehannes met dat ventieltje, niet in het moeilijk vooroverbuigen, niet in het knijpen om te kijken of de band al hard genoeg is.

 

Om voor zoiets kleins naar de fietsenmaker te gaan, vind ik overdreven. Gelukkig heb ik mijn vriend nog. Vorige week dinsdag zouden we om negen uur voetbal kijken in de stad. Ongeveer vanaf een uur of zeven begon ik met zeggen dat ik voordat we vertrokken ‘nog wel even’ mijn banden moest oppompen. Hij antwoordde, zoals verwacht, dat ik dat lekker zelf mocht uitzoeken. Maar negen uur naderde, en toen hij klaarstond om te vertrekken, had ik – oeps – mijn schoenen nog niet eens aan. Wilde hij, terwijl ik mijn laatste spullen pakte, niet heel even mijn banden oppompen?

Lees meer over