Faalangst, prestatiedruk en keuzestress: hoe leuk is studeren nog? En dan heb je ook nog eens een waslijst aan praktische dingen te leren op weg naar die verdomde volwassenheid. Stella en Eva schrijven het om en om van zich af. Dit keer: hoe voorkom je dat je eten moet weggooien?
Een open kom bulgur met broccolirijst en basilicum gaat - na twee weken onaangeroerd wegkwijnen in de koelkast - stinken als een composthoop in de felle zomerzon. Dat weet ik omdat het mij afgelopen week toekwam om zo’n kom kokhalzend te legen in de vuilnisbak en, mezelf vervloekend, de laatste aangekoekte resten eruit te schrapen met een afwasborstel.
Het was niet het enige eten dat ik die dag met schaamrood op mijn kaken wegmieterde. Ook de halve zak beschimmelde snijbonen, tot slijm verworden bleekselderij en - horror - de rosbief met omgekrulde bruine randjes moesten eraan geloven.
In de tijd van veganisme, kort douchen en vliegschaamte voelt het weggooien van eten, en al helemaal het weggooien van vlees (en al helemáál het weggooien van vlees dat in plastic was verpakt), als een doodzonde. Is het ook natuurlijk, en het is lang niet de eerste keer. Al op de middelbare school leegde ik af en toe een tas met blauwgroen uitgeslagen broodzakjes en half geplette mandarijntjes in de vuilnisbakken. Ik was ze simpelweg vergeten te eten. Te druk met KitKat Chunky White’s uit de snoepautomaten trekken.
Overigens hoef ik nooit chocola uit een stinkende koektrommel te schrapen, of ander snoep weg te gooien. Nee, het eten dat ik laat bederven is gezond: groente, volledig bereide maaltijden, paprika’s die ooit als gezonde snack waren bedoeld. Meestal is al dat eten in één manische vlaag van zelfverbetering ingekocht. Ik zie mezelf nog staan met mijn broccolirijst. Hoe ik bij de kassa van de Jumbo smalend dertig euro afreken voor verse producten en ondertussen afkeurende blikken wierp op de roze koeken van de persoon achter mij.
Het probleem dat ik met deze massa-inkopen probeer te ondervangen, is dat ik nooit zin heb om naar de supermarkt te gaan. Als ik in een keer een hele hoop gezond eten inkoop, hoef ik er de rest van de week niet meer aan te denken. Punt is alleen: al dat gezonde eten krijg ik nooit van mijn leven in mijn eentje op. Soms kom ik ineens nachten niet thuis, besluit ik in de bibliotheek een maaltijdsalade naar binnen te harken of eet ik bij mijn ouders. Uiteindelijk hoef ik maar een of twee keer per week voor mezelf te koken. En soms ben ik zelfs daar te lui voor - haal ik soep, bak ik een ei.
Afgelopen maand probeerde ik het anders aan te pakken - met meal prep. Ik bereidde op zondag drie volledige vierpersoonsmaaltijden en vroor ze direct in, in witte bakjes die ik speciaal daarvoor bij de Blokker had gekocht. Probleem: toen ik de maandag daarop een portie van mijn rode bietenstamppot wilde ontdooien, was het hele goedje zo steenhard geworden dat ik met geen mogelijkheid een kwart kon afbreken. Hele maaltijd ontdooien dus, en eenmaal ontdooid eten kan eigenlijk niet opnieuw worden ingevroren. Weg mooie plannen.
Dus ben ik terug bij af: eens in de zoveel tijd koken, en mijn overgebleven eten in de koelkast zetten. Dan eet ik er later die week nog eens van en vergeet ik het vervolgens twee weken lang weg te gooien. Sta ik weer beschimmelde bulgur weg te schrapen. Misschien moet ik het voortaan maar gewoon bij soep houden.