Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Publiek domein
opinie

Lekker stereotyperen | De linkse ziel

28 november 2016 - 12:15
Deel op

Het was eindelijk zover. Ons hele leven waren we consistent rechts geweest: voor bredere snelwegen, voor koopzondagen en tegen ontwikkelingshulp. Maar hoe langer we aan de UvA studeerden, hoe slechter het vol te houden was. Plotloze Franse films kijken in een tochtig kraakpand in het centrum bleek hartstikke leuk. Toen we dat in een werkgroep sociale geografie vertelden, merkte onze docent op dat we er niks van snapten. Hij lachte schamper en schudde zijn hoofd: ‘Links zijn in de binnenstad van Amsterdam. Wat denken jullie wel niet?’

De sociaalgeograaf was de kwaadste niet en wilde ons wel een dagje meenemen in zijn zoektocht naar de ziel van links. Hij had een speciale kaart gemaakt waaruit bleek dat we daarvoor de hoofdstedelijke bubbel uit moesten, de randgemeenten in. Daar ligt het échte Nederland, daar wonen de verliezers van de globalisering. We namen plaats achterop de tandem en zetten koers naar de Zaanstreek. Toen we bij Assendelft de bebouwde kom intrapten, roken we iets vreemds. ‘Dat is hondenpoep’, legde de geograaf uit, ‘dat zie je vaker in dit soort biotopen. Dat duidt op weinig buurttrots.’ Hij vervolgde: ‘Wij zien dit nu, maar linkse politici komen hier nooit en die Amsterdammers waar jullie mee omgaan al helemaal niet. Die gaan alleen maar naar Londen, New York, en Bali. Nooit eens naar de Betuwe.’

‘Wij zien dit nu, maar linkse politici komen hier nooit en die Amsterdammers waar jullie mee omgaan al helemaal niet. Die gaan alleen maar naar Londen, New York, en Bali’

We hobbelden achter onze docent aan het lokale winkelcentrum in. We bekeken de situatie door zijn ogen: plots zagen we de holle blikken van het winkelend publiek. Dit waren de mensen die de industrie hadden zien wegtrekken, die nog het Nederland kenden van voor de diversiteitsidiotie. Links had ze duidelijk in de steek gelaten. ‘Zo’n Job Cohen,’ begon de onderzoeker, ‘heeft dus zijn mond vol over zijn Turkse traiteur, maar hij zal nooit een halfje casinowit bij de Hollandse bakker kopen. Wat vinden jullie daar nou van?’ We stamelden dat we lokaal geproduceerd organisch speltbrood eigenlijk best lekker vonden. Maar dat vond de sociaalgeograaf weer typisch zo’n progressieve hobby. ‘Ik zou zeggen: accepteer nou eens dat het grootste deel van Nederland conservatief links is. Dat is waarom ik dat ook ben.’

 

In het café van het winkelcentrum trakteerde de onderzoeker op koffie en appeltaart met slagroom. Toen we onze jas uitdeden trok hij een vies gezicht. Mismoedig keek hij ons aan: ‘Jongens toch, waarom dragen jullie van die Hans Spekman-truien? Jullie denken zeker dat dat volks is.’ Hij wees naar buiten, naar het electoraat. ‘Zij willen dit niet, daarom stemmen ze op de PVV. Links draagt de verkeerde truien. Wilders niet, die draagt pakken. Dat straalt autoriteit uit.’ We baalden. We waren dit soort truien juist gaan dragen omdat we ons zo wat linkser en intellectueler voelden. Maar als we al die conservatieve dingen moesten doen om het juiste links te worden, hadden we net zo goed rechts kunnen blijven.

 

‘Lekker hè, mannen,’ zei de sociaalgeograaf, terwijl hij de slagroom van zijn vork likte.