Roos Metselaar (25) won afgelopen week de UvA-scriptieprijs voor haar thesis over hoe spermadonoren worden gekoppeld aan wensouders in Nederlandse klinieken. ‘Heeft de spermadonor een andere raciale categorie dan de wensouder, dan is dat voor het ziekenhuis per definitie geen match.’
Een spermadonor uitkiezen op basis van diens lievelingskleur en -film? Toen UvA-antropologiestudente Roos Metselaar (25) zag wat er voor wensouders allemaal mogelijk was bij de European Sperm Bank, was haar interesse direct gewekt. Afkomst, lengte, haarkleur; ze zag het allemaal voorbijkomen bij deze commerciële spermabanken. Eén vraag bleef in het bijzonder bij haar hangen: hoe gaat dat dan in een Nederlandse kliniek, waar lab-medewerkers betrokken zijn bij de keuze van een donor? Welke richtlijnen hanteren zíj? Om daarachter te komen keek ze een paar maanden mee in een Nederlandse kliniek. Haar bevindingen verwerkte ze in een masterthesis, waar ze afgelopen week de UvA-scriptieprijs mee won.
Vertel, hoe werkt dat in Nederlandse klinieken?
‘Op basis van uiterlijke gelijkenis. Concreet zijn ze niet op zoek naar iemand die precíes lijkt op de wensouder – ze weten ook wel dat dat niet kan – maar er zijn wel bepaalde eigenschappen die een donor te verschillend kunnen maken. Heeft de donor bijvoorbeeld een andere huidskleur en haarstructuur, dan wordt dat als problematisch gezien. Daarvoor worden ook raciale categorieën gebruikt in het ziekenhuis, als die niet overeenstemmen tussen wensouder en spermadonor is er voor hen per definitie geen match. Andere verschillen in uiterlijke kenmerken, zoals iemand die langer is dan de wensouder, worden wel als acceptabel ervaren.’
Met welke wensouder wordt dit precies vergeleken?
‘Met de ouder die niet zwanger gaat worden. Bij een hetero-koppel gaat het dan om de man. Betreft het een lesbisch koppel, dan gaat het om de vrouw die niet zwanger wordt. Gaat het om een alleenstaande vrouw, dan gaat het om die vrouw zelf.’
Waarom is het belangrijk voor lab-medewerkers dat de spermadonor in uiterlijk lijkt op een van deze wensouders?
‘In mijn scriptie beargumenteer ik dat het erom gaat dat het op die manier zo onzichtbaar mogelijk blijft dat er een spermadonor aan te pas is gekomen. Zelfs bij een lesbisch koppel, waarbij iedereen weet dat daar een donor is geweest, wordt dit principe gehanteerd. De reden daarvoor is dat ze denken dat het kind minder snel nadelige gevolgen ervaart als-ie lijkt op zijn of haar ouders. Het idee is dat het kind dan minder snel zal denken: ik pas hier niet, ik hoor hier niet. Kortom, het zijn pogingen om latere mentale schade bij het kind te beperken.’
Is dat op wetenschappelijk onderzoek gebaseerd?
‘Die argumenten worden gebaseerd op literatuur over adoptie. Niet zo gek natuurlijk, want daar is veel kennis over kinderen die zich niet helemaal kunnen identificeren met de ouders en daar dan last van krijgen en op zoek willen naar hun genetische connectie. Maar tegelijk denk ik dat er best belangrijke verschillen zijn tussen adoptie en spermadonatie. Bij internationale adoptie wordt een kind dat in een ander land is geboren hiernaartoe verplaatst. Dat is een hele grote gebeurtenis in de eerste fase van het leven. Bij spermadonatie is het kind vanaf de geboorte bij mensen die hem gaan opvoeden.’
Wat vind jij van deze nadruk op gelijkheid in uiterlijke kenmerken?
‘Ik kan niet beoordelen of het daadwerkelijk voordelen biedt voor kinderen. Maar wat ik wel opvallend vind is dat deze richtlijn al dateert uit de tijd dat in ziekenhuizen nog het advies werd gegeven om de spermadonatie geheim te houden. Toen ging het meestal om mannen die onvruchtbaar waren. Later bleek dat die kinderen vaak doorhadden dat er een geheim was, iets waar ze eigenlijk nog het meest last van hadden, mentaal gezien. Nu zeggen ziekenhuismedewerkers dus altijd: maak er nooit een geheim van. Vertel het al direct als het kind nog niet eens kan praten, zodat het een normaal onderdeel van het leven wordt.’
In al die openheid zou je denken dat gelijkheid in uiterlijk ook niet meer zo belangrijk is als voorheen. Er hoeft immers geen facade meer opgehouden te worden.
‘Dat zou je denken, ja. Maar het beleid is nog precies hetzelfde als toen het advies gegeven werd om het vooral niet te vertellen. Het is nooit veranderd.’
Interessante materie om op voort te borduren, ga je hier nog vervolgonderzoek op doen?
‘Nee, eigenlijk niet. Ik ga in Wageningen onderzoek doen naar PFAS-vervuiling. Ook heel interessant, maar wel totaal iets anders haha.’