Eerstegeneratiestudenten kunnen vaak wel een zetje gebruiken. Daarom zijn er op de UvA steeds meer initiatieven die deze studenten ondersteuning bieden. De Faculteit der Geneeskunde start in februari haar eerste pilot voor eerstegeneratiestudenten. ‘Ik hoop dat dit programma de studenten het vertrouwen geeft om te excelleren.’
De eerstegeneratiestudent heeft het niet gemakkelijk op de universiteit. Ze stuiten vaak op sociale en financiële uitdagingen, en hun cultureel kapitaal wordt niet gewaardeerd op de universiteit. De Faculteit der Geneeskunde start komend kalenderjaar een pilotprogramma Baanbrekers om deze groep studenten te ondersteunen.
Baanbrekers is van origine een initiatief van universitair docent interdisciplinaire wetenschappen (ISW) Milio van de Kamp, zelf ooit eerstegeneratiestudent. Sinds 2020 kunnen ISW-studenten zich aanmelden voor het programma. ‘Het belangrijkste is misschien wel dat eerstegeneratiestudenten tijdens het programma andere studenten leren kennen die in hetzelfde schuitje zitten en beseffen dat ze niet de enige zijn. Daarnaast ontmoeten ze rolmodellen in de academie en krijgen ze verdere ondersteuning tijdens hun tijd aan de universiteit,’ aldus Van de Kamp.
Overweldigend
Sinds de lancering van Baanbrekers wordt Van de Kamp regelmatig benaderd door docenten van verschillende faculteiten die ook zo’n baanbrekerstraject willen opzetten. Joanna Klopotowska, universitair docent bij de afdeling Klinische Informatiekunde aan de Faculteit der Geneeskunde, is een van hen en start komend jaar de pilot met steun van het Amsterdams Universiteitsfonds en haar faculteit. ‘Met de pilot voor zowel studenten geneeskunde als studenten medische informatiekunde hoop ik dat we op onze faculteit de ondersteuning en netwerk kunnen bieden aan de studenten die ik zelf ooit gemist heb.’
Klopotowska begon haar studie farmacie in 1998 aan de Rijksuniversiteit Groningen. Haar moeder was verhuisd vanuit Polen en had geen academische achtergrond of ervaring met het Nederlandse onderwijssysteem. ‘Alles voelde nieuw en overweldigend. Mijn moeder kon mij financieel niet ondersteunen, dus om rond te komen moest ik mijn studie combineren met bijbaantjes. Ook kennis over het studentenleven, hoe je je studie moet aanpakken of tot wat voor soort carrière een opleiding voorbereidt, miste ik volledig. Zo begon ik aan farmacie zonder te weten dat ik daarmee apotheker zou kunnen worden. Het viel me op dat veel medestudenten wel ouders hadden die bekend waren met het vakgebied, bijvoorbeeld als apotheker of met een eigen apotheek. Voor mij was alles nieuw, en ik moest het volledig zelf uitzoeken. Dat was uitdagend, maar ik wist niet beter; ik ging gewoon door. Pas nu ik erop terugkijk, zie ik hoe bepalend die omstandigheden zijn geweest. Wat ik in die tijd had gemist, was een netwerk van mensen met vergelijkbare ervaringen, een groep waarin ik niet de enige was.’
Vaak wordt gedacht dat de kans op uitval voor eerstegeneratiestudenten groter is dan voor andere studenten. ‘Eerstegeneratiestudenten worden op deze manier geproblematiseerd en geduid als risicogroep,’ zegt Van de Kamp. ‘En dat terwijl de UvA juist de bijzondere kwaliteiten van deze groep studenten kan gebruiken om de universiteit verder te brengen. Gelukkig wordt dat steeds meer erkend.’
Blinde vlekken
Dat studenten met een andere achtergrond belangrijk zijn, ziet ook Klopotowska. ‘Op de eerste plaats zorgt het ervoor dat de opleidingen aan onze faculteit diverser en inclusiever worden. Maar de ervaringen en achtergrond van eerstegeneratiestudenten en de obstakels die ze hebben moeten overwinnen, zijn ook ontzettend waardevol voor veranderingen in de zorgsysteem en het onderwijssysteem. Het idee van de pilot is niet alleen om te praten over de uitdagingen, maar ook om deze studenten te laten inzien dat hun ervaringen essentieel kunnen zijn voor het oplossen van de blinde vlekken in beide systemen.’
Het pilotprogramma wordt samengesteld en uitgevoerd door een werkgroep onder leiding van Klopotowska die nauw samenwerkt met het Baanbrekersprogramma van ISW, de directeuren van bachelor geneeskunde en medische informatiekunde opleidingen, vice-decaan en de studentenraad. Een van de geneeskundestudenten die Klopotowska gaat helpen bij de pilot is eerstegeneratiestudent Oussama Ait Abdellah (22). Ook hij ziet blinde vlekken in het zorgsysteem waar eerstegeneratiestudenten een waardevolle bijdrage aan kunnen leveren.
‘Ik kom uit een gezin dat tot de lagere sociale klassen behoort. Ik weet wat armoede is en hoe dat eruitziet,’ vertelt Ait Abdellah. ‘Daardoor kunnen studenten zoals ik zich voorstellen hoe patiënten met armoedeproblemen zich voelen wanneer ze naar een huisartspraktijk of het ziekenhuis komen. Als je uit een rijk gezin komt kun je je toch iets moeilijker verplaatsen in patiënten met armoedeproblematiek, dan iemand die het zelf heeft meegemaakt. Zo hebben veel eerstegeneratiestudenten een achtergrond die waardevol kan zijn om het zorgsysteem, maar ook de universiteit als geheel, verder te brengen. Het is daarom in ieders belang om meer begeleiding te bieden aan deze groep studenten, zodat zij op een gelijkwaardige manier hun opleiding kunnen ervaren en hun potentieel kunnen benutten.’
Vijf avonden
De pilot zal begin februari van start gaan en bestaat uit vijf avonden. ‘Met het pilotprogramma willen we vooral inzetten op het creëren van een community, zodat de eerstegeneratiestudenten elkaar leren kennen, vertrouwen opbouwen en praktische workshops volgen,’ zegt Klopotowska. ‘Verder willen we een workshop aanbieden over grenzen stellen en hoe de zorg inclusiever te maken vanuit de visie van eerstegeneratiestudenten. Iedere avond zal informeel beginnen, met een moment om te delen hoe het met iedereen gaat, ondersteund door een buddy-systeem en netwerkactiviteiten. Het doel is om een veilige en motiverende omgeving te creëren waarin deze studenten hun eigen kracht ontdekken en ontwikkelen. Indien succesvol, streven we naar om het programma volgend jaar structureel in te voeren. Maar uiteindelijk hoop ik vooral dat dit programma studenten het vertrouwen geeft dat ze nodig hebben om te excelleren en om trots te zijn op hun eigen verhaal.’