Na de verkiezingen zullen tal van ervaren politici niet meer terugkeren in de Tweede Kamer of het kabinet. Problematisch, vindt Remieg Aerts, emeritus-hoogleraar parlementaire geschiedenis. ‘Partijen stellen hun lijsten te vaak samen op basis van inclusiviteit en diversiteit.’
Mark Rutte, Wopke Hoekstra, Sigrid Kaag, Carola Schouten en - nestor van de Kamer – Kees van der Staaij; het is slechts een fractie van de lange lijst aan politici die het politieke leven in Den Haag voor gezien houden. Ervaren parlementariërs verlaten en masse de Tweede Kamer.
Nieuwe gezichten zullen na de Kamerverkiezingen van 22 november voor hen in de plaats komen. En dat terwijl de Kamer nu twintig partijen telt – waaronder zes eenmansfracties. Wat beloven deze ontwikkelingen voor de aankomende Kamerperiode? Gaat de uitstroom van politieke ervaring zich doen laten voelen in de Tweede Kamer of zijn de gevolgen te overzien? Remieg Aerts, sinds kort emeritus-hoogleraar geschiedenis aan de UvA en parlementaire geschiedenis aan de Nijmeegse Radboud Universiteit, maakt de balans op en blikt vooruit.
Volgens voormalig 50plus-leider Henk Krol (nu op plek twee op de lijst van BVNL) heb je als Kamerlid vier jaar nodig om er een beetje in te komen, dan heb je nog eens vier jaar nodig om alle politieke trucjes onder de knie te krijgen, en pas na acht jaar kom je erachter hoe het écht werkt in de Tweede Kamer. Klopt dat een beetje?
‘Dat is wel de gemiddelde ervaring van Kamerleden, ja. Vrijwel allemaal zeggen ze: pas na acht jaar heb je het gevoel dat je het politieke werk in Den Haag echt in de vingers hebt. Dan pas snap je het reilen en zeilen binnen de Kamer.’
Hoe problematisch is het dan dat veel politici de Tweede Kamer verlaten?
‘Het is een hele belangrijke overweging. Politieke ervaring is van groot belang, en eveneens van erg onderschat belang. We hebben in Nederland de neiging om voortdurend te willen denken in termen van vernieuwing van de democratie. Dat betekent dat partijen steeds nieuwe mensen op de lijsten willen, vaak op basis van overwegingen als inclusiviteit en diversiteit.’
‘Partijen doen hun best om in de lijsten de bevolking zoveel mogelijk te weerspiegelen. De vraag is echter of dat een goed uitgangspunt is; is het als partij beter om op je kiezers te lijken of om écht iets voor je kiezers te kunnen doen? Die twee zijn niet hetzelfde.’
Welk van de twee is volgens u belangrijker?
‘Uiteraard heb je als partij diverse input nodig om de juiste agenda te stellen. Maar wil je iets bereiken, dan heb je ervaring en expertise nodig. Onder meer op het gebied van juridische kennis, economische en bestuurlijke.’
‘Je moet weten hoe je de regering moet bevragen en tegenwicht moet bieden tegen de enorme kennismacht die de regering met zijn enorme ambtenarenapparaat heeft. Dat is vooral een kwestie van politieke ervaring.’
Zouden – met name nieuwe – partijen hier niet meer rekening mee moeten houden? Bij de nieuwe partij van Pieter Omtzigt, Nieuw Sociaal Contract (NSC), staan bijvoorbeeld relatief weinig mensen met politieke ervaring op de lijst. NSC staat nota bene bovenaan in de peilingen.
‘Op de lijst van Omtzigt staan inderdaad weinig mensen met parlementaire ervaring. Maar hij heeft wel geselecteerd op mensen die expertise hebben op grote dossiers, bijvoorbeeld op het gebied van zorg en het recht. Daar zet hij duidelijk op in, want daar zit ook zijn eigen kracht: vastbijten in dossiers, doorvragen naar stukken, eisen van ambtenaren dat ze openheid van zaken geven.’
‘Dat vormt goede volksvertegenwoordigers. Dat ze echt iets voor mensen dóen. Renske Leijten van de SP deed dat bijvoorbeeld ook (ook zij heeft de Tweede Kamer inmiddels verlaten, red.).’
‘Niet alleen roepen dus, in campagnestand staan en je verkiezingsprogramma oplepelen. Kamerleden, ook met weinig ervaring, zijn tegenwoordig vooral goed in het representeren van hun achterban. Steeds vaker fungeren ze als doorgeefluik voor wat er in de samenleving gebeurt. Elk relletje leidt tot Kamervragen of moties. Die representatiefunctie is dus erg levend op het ogenblik.’
2023 Met emeritaat. Afscheidsrede: Lalla Rookh, of de waan van de wetenschap.
2022 boek Denkend aan Nederland. Over geschiedenis, nationaliteit en politiek
2018 boek Thorbecke wil het. Biografie van een staatsman. Hiervoor won hij in 2020 de Nederlandse Biografieprijs. Folia sprak hem in 2022 over dit boek.
2017 hoogleraar Nederlandse geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam
2013 boek Land van kleine gebaren
2011 lid van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen (KNAW)
2003 hoogleraar politieke geschiedenis aan de Radboud Universiteit Nijmegen
1997 promotie aan de Rijksuniversiteit Groningen op de 150-jarige geschiedenis van het literaire tijdschrift De Gids
1957 geboren te Amsterdam
‘Maar waar de huidige, zeker onervaren, Kamerleden veel slechter in zijn is het effectief controleren van de regering en het medewetgeven (meedenken over de wetsvoorstellen van de regering). De grote problemen daarvan hebben we natuurlijk de afgelopen jaren gezien.’
Dat heeft ook te maken met de werkdruk. In de praktijk kunnen Kamerleden de optelsom van al hun taken helemaal niet bolwerken.
‘Ja, dat klopt. Kamerleden krijgen gigantisch veel dossiers op hun bureau. De regering kan door het uitspuwen van enorme hoeveelheden papieren de Kamer ook in zekere zin verlammen. Je weet als Kamerlid bijna niet meer waar je moet beginnen.’
Dat geldt met name binnen de kleine fracties, neem ik aan.
‘Er zijn twaalf à dertien commissies waar alle besluiten van de Kamer voorgekookt worden, daar wordt het meeste werk gedaan. Als je dus een kleine partij bent met slechts drie, vier of vijf zetels kun je natuurlijk niet in al die commissies zitten. Die fracties moeten zich dan laten vertegenwoordigen door een andere partij of ze missen een hele boel.’
Wat is hiertegen te doen?
‘Ten eerste een grotere Kamer. Ik zou bepleiten dat we de Kamer vergroten van 150 Kamerleden naar bijvoorbeeld 250 leden, zodat ook kleine partijen groter zijn en in alle commissies vertegenwoordigd kunnen zijn.’
‘Ook zou de Kamer meer ambtelijke ondersteuning moeten krijgen. Er zou bij wijze van spreken ook een heel ambtenarenapparaat moeten zijn dat de Tweede Kamer ter zijde staat. Dat kan al schelen. Want nu moeten individuele Kamerleden continu opboksen tegen die duizend ambtenaren met hun kennisvoorsprong op de ministeries.’
‘Je zou een gedegen mix van ervaren en frisse nieuwe Kamerleden moeten creëren binnen je partij. Die ervaren krachten kunnen dan coachen en een werkverdeling maken. Dat kan tot verbetering leiden.’
‘Wat je overigens wel ziet, is dat je als kleine oppositiepartij veel effectiever kunt zijn dan je getalsgrootte doet vermoeden. Mits je de regels van het spel goed kent. De PVV en de Partij voor de Dieren zijn daar bijvoorbeeld effectief in. Die krijgen dingen gedaan door niet op álles in te zetten, maar achter de schermen coalities te sluiten, heel selectief te zijn en politieke ervaring te benutten. Want let wel: de PVV-fractie heeft zo langzamerhand de meeste politieke ervaring binnen de Kamer.’
Is dat een zorgelijke ontwikkeling volgens u?
‘Daar moeten we heel voorzichtig mee zijn, ja. Men moet zich afvragen, of je dat wel zou willen laten gebeuren. We moeten ons realiseren dat het om een rechtse partij gaat die met de rechtsstaat niet helemaal het beste voor heeft. En een die bovendien vooral vanwege hun tribune-functie in de Kamer zit, zonder dat ze echt pragmatisch willen worden.’
Is dat nog steeds zo? Nu demissionair premier Mark Rutte de Nederlandse politiek gaat verlaten, lijkt de PVV meer toenadering tot de VVD te zoeken. Wilders wil meeregeren, zegt hij tegen EenVandaag.
‘Nu laat de PVV dat geluid een beetje horen, dat is op zichzelf interessant. Maar een partij als de PVV, of neem de SP aan de uiterst linkse kant, wil vooral graag aan de eigen principes vasthouden. En het publiek bespelen. Die partijen zijn niet per se geïnteresseerd in politieke effectiviteit.’
Tot slot dan. Die versplintering in de politiek, moeten we ons daar ook zorgen over maken? Zijn er maatregelen, zoals een kiesdrempel, nodig?
‘Ik ben daar niet zo’n voorstander van. In ons stelsel is het ook juist mooi dat je met een kleine groep – bijvoorbeeld een emancipatoire groep of een groep die echt iets ander wil dan andere partijen – een politieke vertegenwoordiging kunt krijgen. Een partij als de Partij voor de Dieren zou met een kiesdrempel in 2006 niet de Kamer in zijn gegaan. Nu konden ze in het parlement wel hun waarde laten zien, en zitten ze bij de daaropvolgende verkiezingen in de lift. Dus we moeten niet te lichtzinnig denken over een kiesdrempel.’
‘Bovendien lijkt het erop dat we de aankomende Kamerperiode minder versplintering gaan krijgen door de opmars van BBB, NSC en de samenvoeging van PvdA en GroenLinks. Dat zijn interessante opties voor kiezers die ontheemd waren of op een van de splinters gingen stemmen die er beschikbaar waren. Het zou dus goed kunnen dat je een hergroepering krijgt, en een paar van de splinterpartijen buiten de Kamer blijven.’
‘Daar komt nog bij dat er in verkiezingstijd weer een nieuwe dynamiek ontstaat. Als er een duidelijke tweestrijd is, of nu mogelijk zelfs een drie- of vierstrijd, worden er doorgaans kiezers weggetrokken bij andere partijen die ze aanvankelijk als eerste keuze zouden hebben gehad. Kiezers willen immers vaak strategisch stemmen. Daar gaat dus ook nog een sterk aanzuigend effect aanzitten.’