Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Sara Kerklaan
actueel

Nieuwe studentenarts UvA: ‘Nu kan ik mijn onderzoek toepassen in de praktijk’

Sija van den Beukel,
7 februari 2023 - 12:38

Na het vertrek van Peter Vonk afgelopen november, heeft Bureau Studentenhuisartsen een nieuwe directeur. Sietse Wieringa is een ‘nep-Fries’, een doorgewinterde onderzoeker én huisarts. Hij blijkt al even slecht stil te kunnen zitten als zijn voorganger. ‘Ik ben iemand die permanent werkt en niet stopt bij veertig uur.’

Sietse Wieringa, in spijkerbroek, geeft eerst een kleine rondleiding door de huisartsenpraktijk op de Oude Turfmarkt: een begroeting van de telefonische triagedienst, een blik in de knusse kantine en een binnenkomst in de nieuwe spreekkamer van de kersverse directeur van de praktijk.

 

Wieringa werkt in een andere kamer dan die waar voormalig directeur Peter Vonk zat - ‘ik ga het ook anders doen dan Peter Vonk’ – en de hoge, nog vrij kale, witte ruimte wordt opgefleurd door een levensgroot schilderij van rijstvelden in Indonesië. De keus van Wieringa, bevestigt hij. ‘Ja, die heb ik hier op laten hangen. Al hangt die nu tien centimeter te hoog, de UvA hè.’

 

Peter Vonk is vertrokken naar Friesland, Sietse Wieringa lijkt een Friese naam. U komt uit Friesland?

‘Nee, ik ben een nep-Fries. Overigens is Wieringa een Groningse naam. Ik ben geboren in Delft en mijn vader komt uit Arnhem. Ik heb wel twee keer in Groningen gestudeerd: ziekenhuisgeneeskunde. Heel leuk, want iedereen heet daar Wieringa.’

Sietse Wieringa

1976 Geboren te Delft

1995 – 2002 geneeskunde (cum laude), Leiden

2004 – 2006 master zorgmanagement, EUR

2004 – 2006 opleiding huisartsgeneeskunde, Leiden

2016 – 2020 promotie evidence based medicine, Oxford

2018 – 2021 opleiding ziekenhuisartsgeneeskunde, Leiden

2021 – heden (onder meer); postdoc Centre for Sustainable Healthcare Education (SHE), Universiteit van Oslo

2022  - heden directeur en huisarts Bureau Studentenhuisartsen, UvA

U heeft een indrukwekkend cv: promovendus in Oxford, een jaartje Harvard en postdoc in Oslo. Wat komt u hier doen als studentenarts?

‘Voor mij zijn een aantal dingen interessant. Ten eerste is mijn managementrol hier groter dan ik eerder heb gehad. Als wetenschapper doe ik onderzoek naar de organisatie van gezondheidszorg. In Noorwegen is dat de duurzaamheid van de eerste lijn, in Engeland onderzoek ik online werken en eHealth-oplossingen. De kern van mijn onderzoek gaat over evidence-based medicine, besluitvorming van hoe je dat doet en het systeem eromheen. Wat zorgt ervoor dat huisartsen, verpleegkundigen en clinici goede besluiten kunnen nemen? Nu kan ik dat toepassen in de praktijk bij Bureau Studentenhuisartsen. Dat is een hele interessante praktijk, omdat die zo gelieerd is aan de UvA. Het is tegelijkertijd een academische werkplaats. We hebben een onderzoeker in dienst, we leiden heel veel mensen op, dat vind ik een hele interessante positie.’

 

U heeft nog niet eerder aan de UvA gewerkt?

‘Nee, de UvA is compleet nieuw voor mij. De VU ken ik vreemd genoeg beter. Daar heb ik veel mee gewerkt in het Academisch Netwerk Huisartsgeneeskunde. Toen bleek er opeens nóg een universiteit in Amsterdam te zijn. Nieuw zijn aan de UvA heeft nadelen, omdat je binnen de UvA nog geen echt netwerk hebt. Aan de andere kant ga ik er fris in, zonder bagage, en vraag ik me soms af: goh, kan het niet anders. En dan kunnen dingen wel eens anders dan iedereen gedacht had.’


Heeft u daar een voorbeeld van?

‘We hebben een tekort aan doktersassistenten, terwijl het de afgelopen jaren steeds drukker is geworden. We willen graag bereikbaar, laagdrempelig en open zijn, maar hoe doe je dat met steeds minder mensen? Daarom moeten we beter nadenken over ons triagesysteem: hoe mensen ons kunnen bellen en hoe we de urgentie kunnen bepalen. Ik zet hier een systeem in op een manier die ik ken uit Engeland, waarin mensen online een afspraak kunnen maken, hun dossier kunnen inzien en uitslagen bekijken, zodat we op de dag zelf genoeg ruimte overhouden voor de acute zaken.’

 

Sinds wanneer is het hier drukker geworden?

‘Geleidelijk, maar Covid heeft wel een belangrijke impact gehad. We zien nu dat mensen toch weer vaker bellen. Op de een of andere manier neemt de zorgvraag weer toe, ook in Engeland en in Noorwegen.’

‘Op de een of andere manier is de zorgvraag na corona weer toegenomen, ook in Engeland en in Noorwegen’

U werkte een tijd in Engeland. Wat zijn de grootste verschillen tussen het Nederlandse en het Engelse zorgsysteem?

‘De laatste tien jaar dat ik in Engeland kwam heb ik de Engelse systemen achteruit zien gaan. Er zijn daar zoveel bezuinigingen geweest dat het hele systeem is uitgehold. Er zijn daar waanzinnige tekorten aan huisartsen en ondersteunend personeel, de praktijken lopen echt op hun tandvlees. Wat dat betreft doen we het in Nederland een stuk beter, er is minder stress en het belang van de huisarts voor het zorgsysteem leeft hier meer. Ook is er in Nederland net een andere medische cultuur.’

 

Op welke manier is de medische cultuur in Nederland anders?

‘Minder hiërarchisch. Hier kan ik een spijkerbroek aantrekken. Als ik dat in Engeland doe, dan hoor ik wel eens ‘nou dokter, dit is niet uw vrije tijd’. Dus in Engeland wordt wel van je verwacht dat je in nette broek of pak komt, ook als huisarts. In Nederland vinden we dat uitsloverij. Ook de omgangsvormen zijn anders. De artsen en doktersassistenten zien we veel meer als één team. Ook zie je in England dat de economische verschillen tussen sociale groepen echt groter zijn dan in Nederland. Hier hebben we nog sociale vangnetten, in Engeland is dat beperkt.’

Foto: Sara Kerklaan
Sietse Wieringa

Hoe is de verdeling bij Bureau Studentenhuisartsen tussen directeur zijn en huisarts zijn?

‘Ik voel me niet echt directeur, al ben ik dat wel. Het is meer dat ik ook managementtaken doe. Die gelijkwaardig vind ik fijn. Ik vorm samen met de praktijkmanager een duo. Dat werkt goed, want we hebben een grote praktijk met dertig personeelsleden, twaalf duizend patiënten en twee locaties. En voor de helft werk ik ook nog steeds als huisarts.’

 

Komt u dan nog aan onderzoek toe?

‘Ja, dat wel. Maar ik ben wel iemand die permanent werkt en niet stopt bij veertig uur. Dat is een beetje bijzonder en raad ik zeker niet iedereen aan. Maar ik kan niet goed stilzitten, dus het onderzoek past er wel bij. Ik heb niet heel veel slaap nodig.’

 

Uw voorganger constateerde een enorme toename van het aantal studenten met psychische problemen. Hoe kijkt u daarnaar?

‘Dat constateer ik ook. Onder studenten is psychische gezondheid veruit het grootste probleem. We verwijzen ontzettend veel studenten door naar de basis- en specialistische gezondheidszorg. Tegelijkertijd moeten we ook nadenken: hoe komt het eigenlijk dat studenten psychische problemen hebben? We weten namelijk dat studenten ongezonder zijn dan hun niet-studerende leeftijdsgenoten. We weten niet of dat direct door het studeren komt, maar het is belangrijk dat er aandacht voor is, want het laatste dat je wilt is dat studeren je ziek maakt. Daar moeten we steeds op blijven letten. Studeren is toch een belangrijke fase in je leven.’

 

Hoe kunt u al deze studenten met mentale problemen helpen?

‘We werken mee aan caring universities, een behandel- en onderzoeksplatform binnen verschillende universiteiten en hogescholen om te kijken of we studenten al vroeger en makkelijker kunnen helpen met mentale problematiek. Niet iedereen heeft een depressie, maar iedereen voelt zich wel eens sip. Door vroegtijdig hulp te bieden willen we voorkomen dat iedereen de diagnose depressie of ADHD krijgt. Daar hebben we een onlineprogramma voor gemaakt. Dat zou doorverwijzingen kunnen verminderen.’

‘We weten dat studenten ongezonder zijn dan hun niet-studerende leeftijdsgenoten’

Niet alleen doktersassistenten zijn moeilijk te vinden, ook huisartsen die zich langdurig willen verbinden aan een praktijk worden schaarser. Hoe gaat u dat oplossen?

‘Ik ben heel blij dat we net een nieuwe huisarts hebben aangenomen, maar het is inderdaad een probleem dat veel huisartsen als zzp’er werken en zich niet binden aan een praktijk. We hebben meer dokters nodig die zich langdurig, twintig of dertig jaar, willen bezighouden met een groep patiënten, zoals Peter Vonk dat deed. Continuïteit is in de huisartsgeneeskunde heel belangrijk, het is ook bewezen dat er daardoor minder patiënten overlijden. Terwijl veel mensen een baan voor vijf jaar doen en dan verder kijken. We moeten nadenken hoe we het systeem zo bouwen dat een huisarts zich blijft verbinden aan een patiëntenpopulatie.’

 

Zou de registratie-eis van huisartsen moeten worden uitgebreid met de eis om zich langdurig aan een praktijk te verbinden?

‘Ik denk dat je verschillende toetsen tegelijk moet indrukken. Je zult naar de beloning moeten kijken, de registratie, opleiding, de systemen eromheen. Is er een manier om de huisarts meer flexibiliteit te bieden, terwijl de patiënten toch aan één huisarts verbonden zijn? Dat gaan we de komende jaren onderzoeken.’

 

Ziet u zichzelf hier nog twintig jaar zitten?

‘Ja hoor. Ik vind het leuke van deze praktijk dat er zoveel facetten zijn en dat er een wetenschappelijke poot aan zit. Bovendien zit je midden in Amsterdam, is er veel samenwerking met studenten en stagiaires, het Amsterdam UMC is dichtbij en er komen fantastisch veel leuke dingen langs. Ik zit hier nog wel even goed.’