Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Jeroen Oerlemans (UvA)
actueel

Neerlandicus Herman Pleij ziet in nieuw boek om naar zijn UvA-tijd

Dirk Wolthekker,
4 februari 2022 - 09:21

Volgende week verschijnt het nieuwe boek van emeritus hoogleraar historische Nederlandse letterkunde Herman Pleij. Het is geen wetenschappelijk boek met een lange literatuurlijst en honderden noten, maar ‘tijdsbeelden’ vol UvA-anekdotes. ‘Vrijwel alle Amsterdamse stratenmakers bleken in de jaren zestig studerende kinderen te hebben.’

Neerlandicus Herman Pleij (Hilversum, 1943) is al zo lang met emeritaat – hij vertrok in 2008 – dat zijn opvolger ook al weer met emeritaat is. Maar anders dan wat veel wetenschappers overkomt, is niemand Pleij al vergeten: hij heeft nog steeds allerlei cultuurhistorische opvattingen en inzichten, en hij zit als gevolg daarvan geregeld aan de talkshowtafels waar hij smakelijke verhalen opdist en gaat door met publiceren.

 

Herman Pleij is dan ook een BN’er, al zegt hij zelf ‘tot de laagste en tegelijk lastigste categorie Bekende Nederlanders’ te behoren. ‘In het wild roep ik associaties op met allerlei tv-programma’s, maar ook met voormalige buurlieden, klas- en studiegenoten.’ Het lijstje kan overigens nog gemakkelijk worden uitgebreid, want iedereen kent hem wel ergens van, meent hij, al is het maar door een ‘saillant’ herkenningspunt in zijn uiterlijk. ‘Ik ben namelijk zo scheel als een otter,’ schrijft hij naar waarheid in zijn nieuwe boek Met een scheef oog. Tijdsbeelden aan de hand van mijzelf, dat komende week verschijnt. Zie hier voor een filmpje dat Folia met Pleij maakte.

Nederlands studeren was een logische keuze voor iemand zoals hij die ‘gewoon wilde lezen en schrijven’ in een stad waar de grote schrijvers ‘naar verluidt in het wild rondliepen’, schrijft Pleij

Pleij-recept

Anders dan W.F. Hermans’ roman Onder professoren, dat één grote venijnige aanklacht is tegen de universitaire cultuur, is Met een scheef oog geen roman maar een boek vol persoonlijke waarnemingen volgens het beproefde ‘Pleij-recept’. Daarbij gaat inhoudelijkheid samen met humor en anekdotiek, waardoor de lezer zomaar het idee kan krijgen dat Pleij een ontzettend leuk of in elk geval enerverend leven heeft gehad. Het boek gaat voor een groot deel over de leuke jaren zestig waarin hij student, promovendus, docent en later hoogleraar was aan de UvA. Memoires zijn het volgens hemzelf niet, gemanipuleerd als zulke herinneringen vaak zijn door de tijd en ‘door de drang van je eigen verleden een kloppend verhaal te maken’. Tijdsbeelden noemt hij het zelf.

 

Pleijs studentenleven begon begin jaren zestig toen hij als jongen uit het Gooi naar Amsterdam trok om aan de UvA Nederlands te studeren, natuurlijk in het onder neerlandici uit die tijd beroemde Lambert ten Kate-huis aan de Herengracht. Het was een logische keuze voor iemand zoals hij die ‘gewoon wilde lezen en schrijven’ in een stad waar de grote schrijvers ‘naar verluidt in het wild rondliepen’, schrijft Pleij.

 

Echt vlotten wilde zijn studie aanvankelijk niet: de gezochte grote schrijvers ‘zaten toch meer thuis dan in de kroeg’, het lidmaatschap van de ‘literair bevlogen’ studentenvereniging Unitas Studiosorum Amstelodamensium hielp ook niet mee. ‘Weliswaar waren ooit giganten als Slauerhoff en Vestdijk lid geweest, na de oorlog bleek hun geest snel te verdampen in bierwalmen waar niets literairs aan was’.

Sommige hoogleraren waren zo onbekend met het verschijnsel ‘student’, dat ze op straat hun hoed afnamen voor iedere jongere die er maar enigszins als student uitzag

Oude letteren

Helios was – en is – de studievereniging van de neerlandici. Best leuk en gezellig natuurlijk, maar hippe schrijvers als Campert of Mulisch waren niet in tel bij de vereniging, die zich ‘zonder enig inspraak onzerzijds voornamelijk inzette voor de herbeleving van de oude letteren’. Hoogleraren waren er natuurlijk toen ook al, hoewel tamelijk onzichtbaar en onbenaderbaar. ‘Naar de universiteit kwamen ze alleen om college te geven, waarvoor je je moest opgeven bij hun secretaresses, die in de regel ook bij hen studeerden.’ Sommige hoogleraren waren zo onbekend met het verschijnsel ‘student’, dat ze op straat hun hoed afnamen voor iedere jongere die er maar enigszins als student uitzag.

 

Hoewel…die ‘alom gevreesde bullebak’ van een professor Wytze Hellinga, hoogleraar Nederlandse taalkunde, van hem hoefde je zoiets natuurlijk niet te verwachten, weet Pleij. ‘Alles wat hij tijdens zijn drukbezochte hoorcolleges zei, was of klonk, hoe dan ook gedurfd en provocerend, te meer daar hij zonder enige gêne andere benaderingen ridiculiseerde of ronduit schoffeerde door de namen van de collega’s die daarbij hoorden lijzig te herhalen als een soort voetnoten bij zijn frontale aanvallen.’

 

Niet toevallig stond deze Hellinga model voor de afschuwelijke professor Springvloed, een figuur in de roman Bij nader inzien van J.J. Voskuil, een roman die gaat over een groep Amsterdamse studenten neerlandistiek vlak na de oorlog. Pleij hoorde daar nog niet bij, maar was al wel student toen de roman van 1200 pagina’s in 1963 verscheen en veel opzien baarde.

 

Stratenmakers

Een boek over de studentenjaren zestig aan de UvA is natuurlijk niet compleet zonder een vermelding of minstens verwijzing naar de politisering en democratisering van de samenleving, die ook de UvA bereikte. ‘Vrijwel alle Amsterdamse stratenmakers bleken in de jaren zestig studerende kinderen te hebben,’ weet Pleij. Het waren de jaren van de eerste Maagdenhuisbezetting, maar ook van een bezetting van het Instituut voor neerlandistiek aan de Herengracht.

Pleij, alles behalve een activist, was inmiddels afgestudeerd en UvA-docent, al liet hij zich al snel na zijn aanstelling ‘het heft uit handen nemen als ondergeschikte van een revolutionair bewind’: one man, one vote was voortaan het parool. Het gold voor iedereen, van professoren, assistenten en studenten tot koffiejuffrouwen. Het leverde een zeer hiërarchische universiteitscultuur op die tot ver in de jaren zeventig en nog langer zou duren. Jaren, waarin Pleij promoveerde op een proefschrift over volksfeesten in de Middeleeuwen, een proefschrift dat hem de informele titel ‘carnavalsprofessor’ zou opleveren waarna hij kon beginnen aan zijn opmars in de gelederen van de BN’ers.

 

Herman Pleij, Met een scheef oog. Tijdsbeelden aan de hand van mijzelf (Amsterdam, 2022), € 25,-