Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Monumenten en Archeologie, Gemeente Amsterdam
actueel

Twintig skeletten gevonden bij opgraving op nieuw UB-terrein

Sterre van der Hee,
8 februari 2021 - 13:01

Tijdens de graafwerkzaamheden voor de nieuwe universiteitsbibliotheek aan het Binnengasthuisterrein vond de archeologiedienst van de gemeente twintig skeletten. Hoe komen die daar? Zes vragen aan archeoloog Ranjith Jayasena van de gemeentelijke afdeling Monumenten en Archeologie. ‘Pest kun je helaas niet herkennen tijdens een biologisch onderzoek naar skeletten.’ 

Waarom was er een archeologisch team bij de bouw? 

‘We wisten dat we op dit terrein van alles konden verwachten. Het Binnengasthuisterrein was tot de veertiende eeuw een moeraslandschap in de bocht van de Amstel, nauwelijks geschikt voor bewoners. Uit archeologisch onderzoek bleek dat mensen hier in de vijftiende en zestiende eeuw veel aan landwinning en ophoging deden om het drassige terrein begaanbaar te maken. Hier herrezen kloosters, waarvan funderingsresten van gebouwen resteerden – eikenhouten raamwerken van korte paaltjes, nog geen heipalen zoals die vanaf het jaar 1600 werden gebruikt.

Op de plek waar de UB komt stonden een paar bijgebouwtjes naast een open terrein. We vermoedden daar iets te vinden, maar we wisten niet wat. In 1578 had je de alteratie, het moment waarop het katholieke stadsbestuur plaatsmaakte voor een protestants bestuur, waardoor kerken protestants werden en kloosters een nieuwe functie kregen. Er kwam op het Binnengasthuisterrein een Sint-Pietersgasthuis – een ziekenhuis – en een Pesthuis, in 1589. Daar kon het allemaal mee te maken hebben. In 1626, na het Pesthuis, kwam er ook het Verbandhuys, de chirurgische afdeling van het gasthuis. Het Verbandhuys is tot 1897 blijven staan en gesloopt voor de bouw van de Tweede Chirurgische Kliniek. Dat is het pand dat er nog staat. Het Binnengasthuisterrein is dus een plek met een aantal eeuwen ziekenhuisgeschiedenis.’ 

Foto: Monumenten en Archeologie, Gemeente Amsterdam

Wat zien we bij de cijfers 1, 2 en 3 op de afbeelding? 

‘Je ziet een driehoekig terrein met in de grond het gebouw uit de zeventiende en achttiende eeuw, en je ziet het gebouw dat in 1900 is neergezet, dat nog rechtovereind staat. Bij 1 zie je een muur, bij 2 een beerput en bij 3 de kelders uit de achttiende eeuw. De beerput deed dienst als wc en afvalbak uit de beginperiode van het gasthuis, zo tussen 1625 en 1650. We vonden daar van alles, niet de doorsnee huisraad van Amsterdammers uit die tijd, maar veel kommetjes en borden die duidelijk op grote schaal werden ingekocht. We vonden ook schenkgerei, pispotten en zalfpotten.’

 

Waar vonden jullie de skeletten? 

‘Links op de foto [bovenin, red.] zit een collega bij een putje. Daar, tussen het achttiende-eeuwse gebouw en het gebouw uit 1900, lagen skeletresten. In het gebouw uit 1900 lagen die ook, maar die vondst is verstoord bij de bouw ervan, ze vonden iets en hebben het in een grote kuil gegooid. Hier lagen ongeveer twintig complete skeletten in houten kisten, soms bovenop elkaar begraven. Soms was het hout van een kist vergaan waardoor het leek alsof de skeletten “samen” in de kist lagen, maar dan was de grond dus ingezakt. De skeletresten liggen nu op de UvA voor onderzoek door fysisch antropoloog Maja d’Hollosy. Zij kijkt naar biologische data: leeftijd, reden van overlijden, geslacht, ziekten. Zo kun je je een beeld te kunnen vormen van de mensen. Je vraagt je misschien af hoeveel je kunt afleiden uit twintig skeletten, maar met informatie van decennia aan opgravingen die zijn gedaan in Amsterdam kun je best een beeld krijgt van de bevolking uit een bepaalde periode.’

‘Aan het aardewerk en puin in de grond denken we te kunnen zien dat deze mensen tussen 1575 en 1625 werden begraven, waarschijnlijk in de nadagen van het klooster’ 
Onderzoek naar skeletten: ontstoken beenvlies duidt op slechte gezondheid

Fysisch antropoloog Maja d’Hollosy doet onderzoek naar de skeletten. Daaruit bleek onder andere dat de lengte van de begraven mensen ‘vrij normaal’ was voor die tijd (mannen gemiddeld 1,70 meter, vrouwen 1,63 meter). Ook bleek dat er vooral veel kinderen begraven lagen – het jongste kind was 10. Verder lagen op de begraafplaats een aantal knekelkuilen met losse botten. ‘Vaak betekent het dat graven zijn geruimd omdat de begraafplaats te vol was.’ In de kuilen lagen slechts schedels of delen van schedels, zoals een losse onderkaak. Waarom deze delen apart zijn gehouden, is niet bekend. Veel skeletten hadden daarnaast porositeit in de oogkassen, wat kan duiden op voedseltekort, en sporen van beenvliesontstekingen. ‘Bij een lichte beenvliesontsteking krijgt het bot een poreus laagje, bij een ergere ontsteking is dat een dikke onregelmatige laag’, zegt d’Hollosy. ‘Sommige wetenschappers beschouwen dat als indicator voor een slechte gezondheid.’ Na het onderzoek worden de skeletten herbegraven. Waar ze komen te liggen is niet bekend. 

Wanneer waren deze mensen dan begraven? 

‘In elk geval vóór het gasthuis werd gebouwd. Het hout van de kisten hebben we geprobeerd te bekijken met jaarringenonderzoek, maar het was te erg vergaan. Aan het aardewerk en puin in de grond denken we te zien dat deze mensen tussen 1575 en 1625 werden begraven, waarschijnlijk in de nadagen van het klooster. We kunnen niet precies verklaren wie het zijn: het zijn zeker niet de kloosterlingen, het was namelijk een nonnenklooster en het onderzoek laat zien dat zowel mannen, vrouwen als kinderen hier begraven lagen. We dachten ook dat het te maken kon hebben met de periode van het Pesthuis, want er zijn pestepidemieën geweest, maar deze mensen zijn heel netjes en niet vluchtig begraven, dus daar zijn geen concrete aanwijzingen voor. Pest kun je helaas niet herkennen tijdens een biologisch onderzoek naar skeletten.’

 

Wat gebeurt er nu met de resten van het pand? 

‘Die gaan eruit. In de nieuwe UB moest een kelder komen, dus moest de fundering van het oude pand eruit. Het archeologisch onderzoek is een middel om de geschiedenis in kaart te brengen en informatie te behouden. Ik zet nu alle gegevens op een rijtje en kijk wat we kunnen vertellen over de plek en de mensen die hier hebben geleefd.’

 

Vindt u het als archeoloog niet jammer dat zo’n tastbaar stuk geschiedenis wordt vernietigd? 

‘Ik vind het vooral belangrijk dat de data goed worden vastgelegd. Het is weleens gek: dat pand zit al heel lang in de grond, en als de archeologen weg zijn gaan de resten ook weg uit de bodem. Maar het belangrijkste is dat je het verhaal kunt vertellen. Zo zijn we er onder andere achter gekomen dat het gasthuis een keer grondig is verbouwd, waarbij onder andere een zware bakstenen vloer is gelegd. Dat hangt weer samen met de opvattingen over hygiëne in die tijd.’