Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Dan Afrifa
actueel

Are Kalvø: ‘Waarom zou je in vredesnaam Noors studeren?’

Dan Afrifa,
4 februari 2020 - 16:11

Deze week kregen de UvA-studenten Noors bezoek van Are Kalvø (50); een van de populairste cabaretiers van Noorwegen en een veelgelezen schrijver. In het P.C. Hoofthuis presenteerde hij De outdoorwaanzin, een satirisch boek over de Noorse fascinatie voor ‘de trek naar buiten’. ‘De natuur is voor mij evenmin romantisch als een kantoorbaan voor stadsmensen.’

Het is vrijdagochtend als we Are Kalvø treffen in het pand van zijn Nederlandse uitgever langs de Keizersgracht. ‘De grappigste man van Noorwegen’ is dan pas een uur in Nederland. Zo fris als je na een vliegreis kunt zijn vertelt hij over zichzelf en De outdoorwaanzin. ‘Is het niet grappig dat mijn eerste boek dat naar het Nederlands vertaald is over bergen gaat?’ vraagt hij in het Engels met een Brits klinkend accent.

 

‘In de aanloop naar deze reis zocht ik op Google naar “outdoor” en “Nederland”. Ik trof vooral hits die stadswandelingen langs grachten en terrasjes aanprezen. In Noorwegen is dat geen outdoor, maar voor mij is dat perfect.’ Kalvø groeide op in een boerenfamilie in de Noorse hooglanden, maar als student verhuisde hij naar de stad waar hij sociologie en politicologie studeerde. Je kunt hem beschouwen als een Fries die langs de route van de Elfstedentocht werd geboren maar een hekel heeft aan schaatsen. ‘De natuur is voor mij evenmin romantisch als een kantoorbaan voor stadsmensen.’

 

De outdoorwaanzin is op te vatten als een waarschuwing voor jonge mensen. Kalvø’s grootste inspiratiebronnen waren zijn vrienden die hij één voor één ‘kwijtraakte aan de natuur’ naarmate zij ouder werden. Zijn boodschap voor de studenten Noors is dan ook: ‘Als je oud wordt kun je gewoon in de stad blijven, de natuur is heus niet zo leuk.’ Daarnaast heeft de komediant een vraag voorbereid voor de studenten: ‘Waarom ze in vredesnaam Noors studeren?,’ grapt hij.

Foto: Dan Afrifa
Are Kalvø signeert student Ruben Albstmeijers exemplaar van De outdoorwaanzin

Een reden om Noors te leren

Op maandagmiddag vindt de boekpresentatie plaats in het lokaal 308 van het P.C. Hoofthuis. Zo’n tien minuten voor aanvang zit het al aardig vol. ‘Ik ben gewend dat er maar zeven personen bij onze bijeenkomsten zijn,’ zegt een studente. Ruben Albstmeijer (20), student politicologie en volgt de minor Zweeds, komt met de verklaring: ‘Dit programma wordt deels aangeboden vanuit het vak nationale identiteiten in Europa, dat volgen de studenten van de bachelor Scandinavië studies samen met studenten Italiaans. Bovendien zijn er mensen die hier niet studeren maar gewoon geïnteresseerd zijn.’

 

Vanwege de opkomst moeten we vlak voor het begin verhuizen naar het lokaal 115. Met de grappigste man van Noorwegen voorop dwalen we naar de andere kant van UvA’s doolhof in de binnenstad. Ook daar waant het publiek zich aanwezig bij een eerste werkgroep van een nieuw semester, alle stoelen zijn bezet.

 

Met de ogen op hem gericht lijkt Kalvø de docentendroom te leven: er wordt geïnteresseerd geluisterd, vragen worden gesteld én er wordt om hem gelachen. Op zijn vraag of de aanwezigen Noors verstaan, gaan een paar handen omhoog en op de vraag of er Noren onder ons zijn, steekt een enkeling haar vinger op. Als buitenstaander zou je wensen dat ook jouw hand de lucht in kon, want na enkele grappige uitspraken die Kalvø in het Noors doet en vervolgens herhaalt in het Engels, proef je dat er iets van de oorspronkelijke nuance verloren is gegaan. Albstmeijer heeft daar minder last van, zijn Zweeds sluit net genoeg aan.

‘Ik groeide op in Instagram’

Geen echte Noren

Uit de presentatie van ruim een uur blijkt dat De outdoorwaanzin tevens een onderzoek was naar de Noorse identiteit. Kalvø vertelt onderdeel te zijn van de kleine minderheid in Noorwegen, de twintig procent die niet van het buitenleven houdt. ‘De “echte” Noor is welgesteld en hoogopgeleid en verruilt tijdens een van zijn vele vrije dagen de vloerverwarming van zijn kantoor voor een zo primitief mogelijk “avontuur” in de natuur, op de grond slapend in cabines die alle luxe ontberen en smakeloos Noors plattelandsvoedsel.’

 

Afbeeldingen van Kalvø’s kindertijd en van zijn geboortestreek nemen de aanwezigen mee in zijn afkeer van de romantisering van bergwandelen. ‘Ik groeide op in Instagram,’ licht hij cynisch toe bij een idyllische foto van een door berghellingen geflankeerde rivier. Voor de studenten schetst hij een toekomst waarin het verlangen naar de natuur gepaard zal gaan met het verlies van humor én hoofdhaar. Als een studente uit Noorwegen, die zelf ook weinig met het buitenleven heeft, vraagt hoe ze de drang van haar Noorse vrienden en familie om constant over hiken te kletsen tegengaat, geeft Kalvø een praktisch antwoord: ‘Snijd interessantere onderwerpen aan. Begin maar eens over grachten.’