Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Folia-archief (28 september 1968)
actueel

UvA-geheimen | Hoe de UvA bijna een dependance in Almere bouwde

Henk Strikkers,
28 oktober 2019 - 08:42

De Universiteit van Amsterdam heeft vergevorderde plannen om in Almere een campus te bouwen voor enkele duizenden studenten. Het had echter niet veel gescheeld of een deel van de UvA was veertig jaar geleden naar Almere verhuisd. De groei van de UvA moest worden ‘opgevangen in een vestiging buiten de agglomeratie,’ zo was het idee.

We schrijven de jaren zestig van de vorige eeuw, een tijd waarin UvA-gebouwen op een hand te tellen waren. Er was de Oudemanhuispoort, de Garnalendoelen (het gebouw op Singel 421, naast de UB) en een natuurkundelaboratorium aan de Plantage Muidergracht. Daarnaast huurde de UvA ruimtes in het Binnengasthuis en Artis voor geneeskunde- en bèta-colleges.

 

Na de oorlog waren de studentenaantallen aan de UvA echter snel toegenomen. Studeerden er in 1935 nog 2.500 studenten aan de UvA, vijftien jaar later was dat aantal meer dan verdubbeld tot 6.500 studenten. Het moge duidelijk zijn: de universiteit barstte uit haar voegen. Er moest gebouwd worden, maar de vraag was waar?

 

Driekernenplan

De gemeente – in die tijd nog de eindverantwoordelijke voor de universiteit – kwam daarom met het zogenoemde driekernenplan, dat veel doet denken aan het campusbeleid van de UvA heden ten dage. De UvA zou zich rond drie kernen moeten concentreren: de alfa’s rond de Oudemanhuispoort en het Binnengasthuisterrein, de bèta’s op Roeterseiland en de medische studenten zouden naar het inmiddels afgebroken Wilhelmina Gasthuis in de Helmersbuurt verhuizen. Voor dat laatste plan moest wel een deel van de Kinkerbuurt worden gesloopt.

‘Binnen de agglomeratie Amsterdam is geen terrein te vinden waarop de verschillende universitaire vestigingen tot het jaar 2000 de te verwachten aantallen studenten kunnen opvangen’

Zoals bouw- en verhuisplannen aan de UvA altijd vertraging opliepen, gebeurde dat ook hier. Tegelijkertijd bleef de UvA groeien, waardoor de universiteit min of meer gedwongen werd het Maagdenhuis en het oude gebouw van de Nederlandse bank aan de Oude Turfmarkt (het tegenwoordige Allard Pierson) te kopen en de Oude Lutherse Kerk te huren als aula.

Voor het hoofdkwartier van de universiteit had men in de jaren zestig de joodse wijk op het oog

Slopen en opnieuw bouwen

In de jaren zestig begon de discussie over de vestigingsplaats van de UvA daarom opnieuw. De nood was daarom hoger, en de locaties die de UvA overwoog daarmee groter. Een aantal natuurkundigen en biologen waren bijvoorbeeld al uitgeweken naar het gebied rond Anna’s Hoeve in de Watergraafsmeer, waar nu Science Park Amsterdam ligt.

 

De plannen voor Roeterseiland en de ruimte rond de Oudemanhuispoort kwamen ook weer op tafel, maar voor de medische faculteit onderzocht men in de jaren zestig al het terrein waar het AMC werd gebouwd en voor de hoofdkwartieren had men Uilenburg in de joodse wijk op het oog. Dat laatste plan werd door de gemeente echter geblokkeerd toen bleek dat de universiteit voor haar plannen zowat de halve buurt moest slopen.

 

Overloop

De gemeente keek al verder in de toekomst. Zo verwachtte een speciale bouwcommissie dat de UvA in 1985 al ruim 25.000 studenten zou hebben. ‘Binnen de agglomeratie Amsterdam is geen terrein te vinden waarop de verschillende universitaire vestigingen een zo goed mogelijke onderlinge communicatie mogelijk maken en tegelijk tot het jaar 2000 de te verwachten aantallen studenten kunnen opvangen,’ zo schrijft Folia op 28 september 1968 over het rapport van die commissie. ‘Derhalve dient de toeloop te worden opgevangen in een vestiging buiten de agglomeratie.’

 

Daarvoor worden in 1968 twee serieuze opties overwogen: Purmerend en Zuidelijk Flevoland. Die laatste heeft direct de voorkeur ‘omdat de grond daar Rijkseigendom is.’ De commissie adviseert al in 1975 – het jaar waarin wordt begonnen met de bouw van Almere – te beginnen met de bouw van de UvA-campus ‘zodat de te verwachten overloop in 1977 kan worden opgevangen.’ Nog geen twee maanden later omarmt het bestuur de plannen.

Dick Schuiling

Geblokkeerd door studenten en docenten

Toch zal er nooit een UvA-schop de grond in gaan in Flevoland, vertelt Dick Schuiling. Schuiling verdiepte zich als bestuurskundestudent in de jaren zeventig in het huisvestingsbeleid van de universiteit, werd later docent planologie aan de UvA en is inmiddels met pensioen. ‘Er waren in die jaren verschillende stromingen aan de universiteit,’ vertelt hij.

 

Naast het advies om naar Flevoland te gaan waren er ook plannen om een Cité Universitaire te bouwen op de plek waar nu De Nederlandsche Bank zit, weet Schuiling. Volgens hem is ook de strook langs de A2 tussen Ouderkerk aan de Amstel en de Utrechtsebrug in beeld geweest.

 

Panden kopen

‘De stroming die voor een dependance in Almere was, heeft aan het kortste eind getrokken,’ vertelt Schuiling. ‘In de jaren zeventig kregen studenten en docenten veel meer macht. De Universiteitsraad wilde dat de UvA eerst maar eens ging kijken of ze panden in de stad kon kopen of huren, voordat ze nieuwe gebouwen ging bouwen, zoals die in Almere.’

 

‘Zo kwam de universiteit bijvoorbeeld uit bij het P.C. Hoofthuis en het Bungehuis,’ vertelt Schuiling. Ook huurde de universiteit een tijdlang het inmiddels gesloopte Burgemeester Tellegenhuis, dat in de volksmond het Maupoleum werd genoemd. ‘Daardoor kon de groei van de universiteit toch binnen de gemeentegrenzen worden opgevangen,’ vertelt Schuiling, en daarmee hoefde de UvA niet naar Almere.

 

Overigens betrok de UvA decennia later alsnog een dependance in Almere, maar daarover later meer in een andere editie van UvA-geheimen.