Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Mike Thelwall, Stefanie Haustein, Vincent Larivière, Cassidy R. Sugimoto (paper). Finn Årup Nielsen (screenshot).
actueel

Waarom vijf UvA-astronomen hoog scoren in een zelfcitatie-onderzoek

Henk Strikkers,
22 augustus 2019 - 09:36

Vijf UvA-astronomen citeren zichzelf relatief vaak. Dat blijkt uit een artikel van de Amerikaanse hoogleraar John Ioannidis in het wetenschappelijke tijdschrift PLoS Biology. Niet gek, zegt hoogleraar Ralph Wijers van het Anton Pannekoek Instituut voor astronomie. ‘Dit is vrij normaal voor ons vakgebied. Het is onmogelijk om wetenschappers uit verschillende gebieden door citatiestatistieken met elkaar te vergelijken.’

Als mensen het succes van een wetenschapper willen meten kijken ze vaak naar de citatiescore, ook wel de H-index, van een wetenschapper. Hoe vaker een artikel van een wetenschapper wordt geciteerd, des te invloedrijker is zijn of haar werk, zo is de gedachte. Een citatiescore is echter gemakkelijk te manipuleren. Zo besloot een groep Braziliaanse wetenschappers een aantal jaar geleden om onderling onnodig veel naar elkaar te verwijzen om zo hun score te verhogen.

H-index

De Hirsch-index, ook wel afgekort tot H-index, is een index-cijfer dat probeert zowel de productiviteit als de impact van wetenschappers te meten.

De metriek is in 2005 bedacht door de Argentijns-Amerikaanse natuurkunde Jorge Hirsch.

De H-index is de maximale waarde van h, en wel op die manier dat de auteur h [aantal] papers heeft gepubliceerd die allemaal op zijn minst h [aantal] keer geciteerd zijn. Een wetenschapper met een H-index van 20 heeft dus 20 papers geschreven die stuk voor stuk meer dan 20 keer geciteerd zijn. Lees meer bij Wikipedia.

Ioannidis wilde met zijn onderzoek uitvinden of dat soort ‘citation schemes’ nog steeds bestaan en of wetenschappers hun eigen H-index oppompen door zichzelf bovenmatig veel te citeren. In het onderzoek, waarin de 100.000 meest geciteerde wetenschappers werden meegenomen, stuitte hij op een aantal onderzoekers die dat deden. De Indiase informaticus Sundarapandian Vaidyanathan uit Chennai spande de kroon. Maar liefst 94 procent van zijn citaties kreeg hij van zichzelf of van coauteurs. Er zijn echter meer wetenschappers zoals hij: zo’n 250 academici dankt meer dan de helft van zijn of haar citaties aan zichzelf of aan coauteurs.

 

Aan de UvA scoort niemand boven de 50 procent. Wat wel opvalt aan de score van de onderzochte UvA-wetenschappers, is dat de vijf met de hoogste zelfcitatiescore allemaal hoogleraren van het Anton Pannekoek Instituut (API) voor astronomie zijn. ‘Het verbaast me niets,’ zegt API-directeur Ralph Wijers (hoogleraar hoge-energieastrofysica).

Foto: John Gill
Ralph Wijers: ‘Wat mij nog wel het meeste choqueert is dat mensen citaties nog steeds zo belangrijk vinden’

Standaard werkwijze

‘Ik werk in een vrij klein vakgebied dat is onderverdeeld in een aantal grote samenwerkingsverbanden. Het is de standaard om – wanneer wetenschappers van zo’n samenwerking een artikel schrijven – alle wetenschappers uit die collaboratie te vermelden als auteur.’ Om dat aan te tonen geeft Wijers een voorbeeld: ‘Een paar jaar geleden werd het eerste bewijs voor gravitatiegolven van twee samensmeltende neutronensterren gevonden. Het artikelHet artikel is hier te lezen. daarover had 3.600 auteurs. Als in een artikel wordt verwezen naar een onderzoek bij de deeltjesversneller CernFolia ging in 2014 op bezoek in de deeltjesversneller. Het artikel daarover is hier (pdf) te lezen., worden alle bouwers van die versneller standaard als auteur bij het artikel gezet. Dat zijn al tweeduizend namen. Het is geen wonder dat zelfcitatie dan veel voorkomt.’

 

In andere delen van de astronomie is het gebruikelijk om, als je een instrument bouwt, een artikel te schrijven over hoe dat instrument werkt en een paar eerste resultaten te noemen, vertelt Wijers. ‘Iedereen die daarna dat instrument gebruikt, ook als het een van de bouwers is, verwijst vervolgens naar dat eerste artikel.’

‘Mensen die over beleid of over geld gaan zien in citaties te vaak iets anders dan waarvoor een citatie is bedoeld’

Corrumperende werking

‘Wat mij nog wel het meeste choqueert is dat mensen citaties nog steeds zo belangrijk vinden,’ zegt Wijers. ‘Natuurlijk: citaties zijn essentieel in de wetenschap. Daarmee laat je de stand van je vakgebied zien, laat je zien hoe je onderzoek doet en verwijs je naar de antecedenten waarover je je artikel schrijft. Zo kan iemand zich vergewissen of het standhoudt.’

 

‘Op de een of andere manier hebben mensen daarin een objectieve metriek voor wetenschappelijk succes gezien, maar daar zijn citaties helemaal niet voor bedoeld. Dat heeft een corrumperende werking op citaties, en dat is een bedreiging voor de wetenschap,’ vindt Wijers. ‘Mensen die over beleid of over geld gaan zien in citaties te vaak iets anders dan waarvoor een citatie is bedoeld.’

 

Om zijn punt aan te tonen, heeft hij nog wel een voorbeeld. ‘Als je een artikel schrijft waarin iets over de relativiteitstheorie terugkomt, zou je eigenlijk moeten verwijzen naar “Einstein, 1905”. Maar als je dat als wetenschapper doet, dan wordt er gezegd dat je pedant bent. Zo zie je maar, de meest invloedrijke artikelen zijn vaak niet de meest geciteerde.’