De zomer is voor veel wetenschappers de ideale periode om veldwerk te gaan doen. Wij praten iedere week met een van hen. Deze week: Boris Jansen, universitair hoofddocent bij het Institute for Biodiversity and Ecosystem Dynamics. Hij was anderhalve week in het Peruviaanse hooggebergte met studenten van de master Earth Sciences.
Waarom was u in Peru?
‘Eén onderdeel keuzevak van de master Earth Sciences is een veldcursus van drie weken. Studenten gaan jaarlijks naar een ander land – in Peru komen we eens in de twee, drie jaar. Ik ga anderhalve week mee als begeleider, samen met twee collega’s: Erik Cammeraat en Harry Seijmonsbergen. Dit jaar waren we met twaalf studenten in de Andes, in de buurt van Huancayo (dat ligt hier, red.). We hebben een samenwerking met een lokale organisatie, het Instituto de Montaña, waarmee we een gebied in kaart proberen te brengen waarover relatief weinig bekend is. We kijken naar landschappen, bodems, vegetatie, landgebruik. Het lokale instituut wil graag weten hoe ze het op een duurzame manier kunnen beheren. Dat was onze onderzoeksvraag. Voor studenten is het interessant om te leren hoe ze zo’n complex landschap kunnen begrijpen. Zo houdt de bevolking ook vicuña’s, een soort lama’s, en willen ze kijken waar dat het beste kan.’
Hoe zag een dag eruit?
‘We sliepen in een klein dorpje – het onderzoek was opgezet met de lokale dorpsgemeenschap. In dat dorpje was een hotel dat door de lokale bevolking werd gerund, echt basic hostel style, met gedeelde kamers. Dat dorpje ligt op 3.600 meter, dus je moet echt wennen aan de hoogte. Overdag gingen we de hele dag het onderzoeksgebied in. We hadden een lokaal busje dat ons naar 4.700 meter hoogte bracht, en aan het eind van de dag liepen we terug naar 3.600 meter voor de overnachtingsplek. Studenten deden verschillende onderzoeken in groepjes: ze keken naar de bodems, de waterhuishouding, gesteentes in de bergen. Onderweg beschreven ze het landschap en namen ze bodem- en watermonsters om in het lab te onderzoeken. We werkten telkens twee dagen in het veld en hielden dan twee dagen rust, ook om aan de hoogte te wennen en om verzamelde gegevens te verwerken. Soms gaven we een klein college, over gesteenten bijvoorbeeld, of deden we basale dingen: de was, eten kopen, een boek lezen.’
Voelde dat dan ook als vakantie?
‘Dat vroegen studenten ook weleens, haha. We moesten toch best veel regelen: vergunningen, locaties, veiligheid – het is logistiek een heel afgelegen gebied. Je bent ook constant waakzaam, je hebt de verantwoordelijkheid voor de groep. Het is wel een heel leuk onderdeel van mijn werk, je komt ergens waar je normaal niet snel zou komen. Je hebt daarnaast op een andere manier contact met de lokale bevolking. Het is misschien geen vakantie, maar wel een unieke ervaring.’
Wat gaat u met de resultaten doen?
‘Na het veldwerk komen de studenten terug naar Nederland en doen ze analyses in het lab met geavanceerdere apparatuur die we niet konden meenemen naar Peru. Ze maken een verslag, een soort mini-thesis. Dan schrijven mijn collega’s en ik een rapport zodat ze de gegevens in Peru ook echt kunnen gaan gebruiken.’
Deze foto's maakte de groep tijdens het verblijf.