Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Daniël Rommens
actueel

Hoe Amsterdam wordt verkocht aan de hoogste bieder

Sterre van der Hee,
27 november 2017 - 11:27

Hier een veganistisch café, daar een kapper-annex-fietsenwinkel: de verhipping van Amsterdam is op veel plekken zichtbaar. Hoe verandert de stad? Moeten we daar iets aan doen? Een wandeling met UvA-stadsgeograaf Willem Boterman.

De jaren tachtig. De kleine Willem Boterman, een jaar of acht, woont met zijn ouders en zusje in een vervallen huurappartement aan de Weesperzijde. Voor de deur worden autoruiten ingetikt en fietsen gestolen. Als hij uit school komt, stapt Willem voorzichtig over de junks heen – zij slapen in het portiek. Soms ligt er poep.

 

Het is een verhaal dat zijn studenten nooit geloven, zegt UvA-stadsgeograaf Willem Boterman (37), als we – bijna dertig jaar later – op een grijze donderdagochtend met hem in zijn oude buurt lopen. De verandering is onvoorstelbaar, zegt hij. Hij wijst richting Amstel. Met dure huizen, luxe cafés, en winkels waar zowel ‘coaching’ als ‘lunch’ op de gevel staat, is het een van de meest getransformeerde delen van de stad. ‘En nu volstrekt onbereikbaar voor de meeste mensen.’

Zijn studenten geloven het nooit als Boterman vertelt dat hij opgroeide aan de Weesperzijde waar de junks in de portieken sliepen

De wijk is een goed voorbeeld van de ontwikkeling van Amsterdam, zegt Boterman, die sociale geografie en politicologie studeerde, en nu stadsgeografisch onderzoek doet aan de UvA. Hij publiceerde onder meer over de positie van middenklassegezinnen in de stad, en over gentrificatie: het ‘opwaarderen’ van oudere stadswijken met bijvoorbeeld slarista’s – sjieke saladebars – kapper-annex-fietsenmakers en hoge huizenprijzen die arme mensen de buurt uitdrijven. Vandaag laat hij ons zien hoe hij te werk gaat.

 

Lees de stad

‘Ik ben al mijn hele leven gefascineerd door steden,’ zegt Boterman – donkere baard, zwart leren jack, hippe rode sportschoenen. In de Weesperstraat, vlakbij het grauwe beton van het studentencomplex in de Weesperflat, razen auto’s voorbij. Hij kijkt rond. ‘Dit is zo leuk: rondlopen, en kijken wat je ziet. Je léést de stad, en probeert te duiden wat er aan de hand is.’ Hij wijst op een vrouw met bakfiets, twee meisjes voorin. ‘Mijn collega Lia Karsten is expert op het gebied van stadsgezinnen. Zij zag opeens meer kinderzitjes. Na onderzoek bleek inderdaad: steeds meer kinderen groeien op in de stad.’

 

Om de stad te lezen, moet je iets weten over de historische context, gebaart hij. ‘Kijk naar de Weesperstraat: een van de lelijkste straten van Amsterdam. In de jaren zeventig was dit bedoeld voor kantoren, en om met de auto in de stad te komen.’ Nu zijn er koffietentjes, lunchrooms, flexplekken, een studentenflat. ‘Vroeger zouden ze je voor gek verklaren, dat je hier op een terras gaat zitten. Ik bedoel: het ligt aan een halve snelweg.’ Zo zie je hoe de functie van de buurt verandert. ‘Er is nu een brede stoep. Met de auto mag je maar 50 kilometer per uur. Je moet een historisch geheugen hebben, en bronnen hebben bestudeerd, om dat te kunnen zien.’

Foto: Daniël Rommens

Boterman, die – een paar maanden Rome, Kopenhagen en Kaapstad daargelaten – zijn hele leven in Amsterdam heeft gewoond, heeft de stad ook zelf zien veranderen. Zo is het drukker geworden: door toenemende welvaart trokken de laatste decennia meer mensen naar Amsterdam. Zoals studenten, door de invoering van de basisbeurs (1986) en het reisrecht (1991). ‘Pieter Hooimeijer, hoogleraar demografie, zei ooit: die beurs was een cadeautje voor de stad. De studenten namen oude, stedelijke buurten in, soms plekken waar niemand wilde zitten. Ze trokken in een oude bakkerswinkel, plakten de etalageruit af, en klaar.’

 

Amerikaanse beleggers

We wandelen verder; Boterman stapt, al pratend, stevig door. Via het Waterlooplein, langs de coffeeshops, richting Nieuwmarkt, waar de zon zwakjes begint te schijnen. Tussen de buzz van auto’s, scooters, en fietsende toeristen houdt hij plotseling stil. Hij wijst naar de huizen boven de cafés: vaak drie- of vierhoog, ietwat scheef, en klassiek Amsterdams. ‘Dit is héél bijzonder,’ zegt hij. ‘Ik weet dat hier nog mensen met een laag inkomen wonen. In New York of Londen is dat ondenkbaar, maar Amsterdam had vroeger een enorme sociale huursector.’ De inwoners worden beschermd door huurwetgeving. ‘Het zorgt voor die unieke Amsterdamse mix, het bijzondere karakter.’

‘Als je rijke ouders hebt, kunnen ze misschien nog iets voor je kopen of ritselen. Maar als studentenkamers te duur worden, heeft de rest pech. Op den duur wordt de stad steeds homogener’

Wat als deze mensen overlijden? Of niet meer zelfstandig kunnen wonen? Boterman: ‘Dan wordt het waarschijnlijk verkocht, en gaat de huur door het dak. Dat is nu de trend in de woningmarkt, zeker op deze locatie.’

 

Hoe dat komt? De woningvraag is groot, zegt Boterman. Bij gezinnen, studenten, expats, ict’ers op de Zuidas. Tegelijkertijd worden steeds meer woningen gebruikt als investering: denk aan prins Bernhard jr., die talloze panden in Amsterdam bezit en verhuurt. En er zijn steeds meer internationale partijen die panden opkopen: zo is studentencomplex Campus Diemen Zuid laatst overgenomen door een Amerikaanse belegger. ‘De huizenprijzen hebben zich heel snel losgezongen van de markt. Het is een hype: wie biedt het hoogst?’ Zelf verhuisde Boterman vier jaar geleden naar de Watergraafsmeer. ‘Mijn oude huis, binnen de Ring, zou nu voor een ton meer over de toonbank gaan.’

Foto: Daniël Rommens

Het onvermijdelijke resultaat: uitsluiting. ‘Bijvoorbeeld voor middeninkomens, die te veel verdienen voor sociale huur en te weinig voor de koopmarkt,’ zegt Boterman. ‘Zij gaan eerder naar Diemen of Zaandam.’ Ook studenten zijn kwetsbaar. ‘Als je rijke ouders hebt, kunnen ze misschien nog iets voor je kopen of ritselen. Maar als studentenkamers te duur worden, heeft de rest pech. Op den duur wordt de stad steeds homogener.’

 

Tentjes planten

Als politieke beleidsmakers daar niets aan doen, verergert het probleem, zegt Boterman, terwijl we het Oosterdok passeren – links het station, daarachter de nok van de A’dam Toren. Hij stopt even voor de foto. ‘Gentrificatie – die snelle ontwikkeling van buurten – is op steeds meer plekken te zien. Ondernemers zien kansen in buurten met hoge inkomens. Denk aan de Van der Pekstraat in Amsterdam Noord, die is ‘opgeleukt’ met de Kinderboekenwinkel, en de Soepboer.’ In dit geval werd het proces actief gestimuleerd door de gemeente. ‘In de Van der Pekbuurt zijn ondernemers gerekruteerd. De gemeente hoopte de buurt daarmee aantrekkelijk te maken voor hoge inkomens, door die tentjes erin te planten. Dan speel je gentrificatie in de kaart.’

‘Ik val binnen de doelgroep, en maak er gebruik van. Maar je moet bedenken: niet iederéén houdt van rucola. Of havermelk’

Logisch, zegt hij: de gemeente hoopt op groei. ‘Hoge inkomens, dat lijkt mooi. En voor de stad is die welvaart handig: een bijstandsuitkering minder, een hoge onroerendezaakbelasting – wegens hoge WOZ-waarde – meer. Ook ondernemers juichen het toe.’ Maar Boterman vindt het belangrijk er kritisch op te zijn. ‘Denk eens na: waarom wil je liever een hoog dan een laag inkomen? Daar is, in de basis, geen reden voor. In principe zou de gemeente neutraal moeten zijn.’

 

Intussen vindt Boterman zelf – wit, hoogopgeleid – de ontwikkeling best aantrekkelijk. ‘Ik val binnen de doelgroep, en maak er gebruik van. Maar je moet bedenken: niet iederéén houdt van rucola. Of havermelk. En ik ben ook niet vegan. Het is niet voor iedereen weggelegd, en daar moet ruimte voor zijn.’

 

Ei met bier

De fotograaf schiet wat portretten, op de pier, voor het water. Of Boterman wat kan praten, voor de foto. Spontaan begint hij over zijn familie: zijn ouders, grootouders, en overgrootouders, allemaal Amsterdammers. Met de veranderende stad, zegt hij, verandert ook de identiteit van inwoners. ‘Van een soort lokale identiteit, met kleedjes op tafel, Ajax en plat Amsterdams, gaat het naar een gedeelde identiteit, zoals in New York: we komen van elders, maar horen bij Amsterdam.’ We merken zijn Amsterdamse accent op. Hij glimlacht. ‘Dat zie ik als compliment.’

 

Aan de ene kant is dat jammer, zegt hij, de toename van die ‘verdeelde’ identiteit. ‘Heb ik een nostalgische bui, dan verlang ik ook terug naar gekookte eitjes, bij een biertje, in een bruine kroeg. Maar de toegankelijkheid van de stad is belangrijker. Als mensen hierheen willen komen voor studie, werk, liefde, moet daar ruimte voor zijn.’ Opnieuw een lach. ‘Dat gezeur over vroeger. Dat hoort ook bij mijn identiteit.’

Foto: Daniël Rommens

Als de foto’s erop staan, lopen we terug, richting zijn kantoor op de Roeterseilandcampus. Boterman werkt nu aan een onderzoek naar de relatie tussen school- en buurtkeuze. Waar gaan de kinderen van laagopgeleide, allochtone en autochtone ouders naar school? Hoe verschilt dit, en waarom? Onderweg, bij de kleine huisjes langs het Entrepotdok, hangen meerdere felrode affiches. ‘Verhuur hier uw woning aan expats’, staat erop, met een 06-nummer.

 

Of Boterman Amsterdam ooit zou verlaten? Voorlopig niet, denkt hij. ‘Ik hou van steden. De reuring, de restaurants. Maar áls we weggaan, wordt het landelijker. Ik tuinier graag.’ Eén ding weet hij zeker: het wordt geen randgemeente als Almere of Bussum. Hij trekt een gezicht. ‘Zit je daar, in je huis, “lekker thuis”. Misschien kun je naar het bos lopen. En dan?’ Hij lacht. ‘Maar ja. Als iedereen dezelfde woonvoorkeur heeft, zou het al helemáál ingewikkeld zijn.’