Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Wetenschap is traag. Wetenschappers gaan niet over één nacht ijs. Kennis moet rijpen en dat soort dingen. Misschien is dat wel waarom het woordje ‘flex’ nu pas tot de academie is doorgedrongen. In de late jaren ’90 begonnen jongeren ‘op straat’ dit woord te gebruiken. 'Alles flex?' vroegen ze elkaar. Het betekent gaaf, mieters, jottem. Eigenlijk is het te vergelijken met het hedendaagse academische stopwoordje ‘excellent’.

Het duurde dus zo’n vijftien jaar, maar inmiddels is de universiteit in de ban van flex. Universiteiten komen maar niet los van het clichébeeld van de wetenschapper die op een zolderkamertje over nutteloze zaken nadenkt. Dat clichébeeld wordt keihard bestreden door zoveel mogelijk marktwerking in te voeren. De markt is woelig en met flexibiliteit kan je klappen opvangen. Daarom is het zolderkamertje vervangen door de flexplek. Alles aan de corporate university moet flex zijn. Dus niet alleen flexwerken, maar ook flexonderwijs en flexonderzoek.

Onderwijs is voor universiteiten een vervelende kostenpost geworden. Studenten studeren veel sneller af dan vroeger, maar nog steeds niet snel genoeg. Gelukkig wordt er constructief meegedacht. Zo stelde Volkskrant-columnist Aleid Truijens flexstuderen voor. Als studenten niet per collegejaar maar per studiepunt gaan betalen, zijn langstudeerders helemaal niet duur redeneerde Truijens. Een student kan dan zelf beslissen of hij snel wil studeren en zichzelf daarvoor in de schulden steekt, of dat hij het langzaamaan doet naast een flinke bijbaan. Pay as you go.

'Een plan met alleen maar voordelen' noemde ze het zelf. Ik zie alleen maar nadelen. Onderwijs is geen product en studenten zijn geen klanten. Een klanthouding onder studenten is een gruwel. Het vak voldoet niet aan de verwachting? De student wil graag zijn product ruilen. Bovendien zijn vakken geen op zichzelfstaande eenheden. Je kunt niet zomaar shoppen uit een curriculum. Docenten zijn geen verkopers die moeten slijmen om hun product aan de man te brengen.

En dan is er het flexonderzoek, voorgesteld door UvA-docent Marc Davidson. Hij wil dat onderzoekers achteraf betaald worden voor gepubliceerde onderzoeken. Wetenschappers hoeven dan niet in dienst te zijn van de universiteit of tijd te verspillen aan het schrijven van beursaanvragen. In plaats daarvan voeren ze zelf hun onderzoeksideeën uit, op eigen risico. Leidt dat tot een publicatie, dan is het onderzoek succesvol en dan zou de flexonderzoeker daarvoor betaald moeten worden. No cure no pay.

Ik hoop dat het plan van Davidson gekscherend is bedoeld. Het voegt nóg een perverse prikkel toe aan een publicatiecultuur die al door en door verrot is. De eenzijdige focus op output betekent dat niet het aantal studies dat je uitvoert telt, maar de handigheid om uit een onderzoek zoveel mogelijk producten te halen. Publicaties poepen noemen we dat: het recyclen van onderzoeksinzichten. Deze misplaatste productiementaliteit heeft geleid tot een enorme toename van het aantal journals en artikelen. Veel te veel om bij te kunnen houden. Dit gaat het ideaal van gedeelde kennis tegen. Wetenschappelijke armoede dus.

De huidige wetenschap is helemaal niet gaaf, mieters of jottem, en excellent is niets meer dan marketingterm die te pas en te onpas overal opgeplakt wordt. Ik kan dat woord trouwens niet horen zonder ook aan de jaren ’90 te denken. Wayne’s World, Wayne’s World, partytime, excellent.

De hedendaagse academie is helemaal niet flex. De universiteit combineert het slechtste van bureaucratie met het slechtste van de markt. Ik kan het weten. Ik was zeven jaar in dienst bij de uni en ben nu vier jaar ondernemer. Als echte linkse UvA-wetenschapper vond ik kapitalisme altijd vies. Maar als ZZP’er ontdekte ik dat mensen in de markt niet zozeer concurreren, maar we kijken hoe we samen betekenisvol kunnen zijn. Jazeker, betekenisvol. Want ondernemen gaat over iets zinnigs aanbieden, over behoeften van mensen voorzien. Daar kan je ook geld mee verdienen, maar alle succesvolle ondernemers benadrukken dat dat niet hun leidraad is.

De logica van de markt moet je niet opdringen aan instellingen die daar niet voor zijn opgericht. Toen banken hun taak gingen verleggen naar het aanbieden van kekke producten buiten hun kerntaak, hebben we gezien welke desastreuze gevolgen dat heeft voor de samenleving. Net als banken zijn universiteiten too big to fail. We kunnen ons nu een hoop ellende besparen door de wetenschap te laten doen waar ze goed in is. Dat betekent studenten opleiden tot kritische kundigen, en onderzoek doen naar vragen waarvan we niet onmiddellijk weten wat het nut is van de antwoorden.

Als we niet oppassen horen we straks Louise Gunning zeggen dat de UvA flexcellent is. De universiteit moet daarom flex en excellent in de ban doen. Sowieso zijn die woorden echt al heel lang niet meer cool – het is iets wat mensen van middelbare leeftijd zeggen omdat ze denken dat ze dan scoren bij de jeugd. Dat werkt nooit, het is alleen maar sneu.

Linda Duits droeg deze column voor tijdens het Gala van de Wetenschap.