Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
opinie

Van Aalten | Tovenaars

Thomas van Aalten,
1 juni 2017 - 09:01

In Engeland bestaan er families die permanent in pyjama rondlopen omdat ze generaties lang geen werk hebben. Urenlang kijken ze naar Tell Sell tot de synthetische stof van de pyjama luieruitslag veroorzaakt. Het idee om te werken voor je geld – of erger: voor een baas – is onbespreekbaar. Werken is taboe.

Datzelfde is in mijn familie het geval met voetbal. Ik heb vage herinneringen aan mijn vader die naar een groen scherm keek op zondag, maar dat zal ermee te maken hebben gehad dat er begin jaren tachtig maar twee tv-kanalen waren, en je moest iets. Ik ben opgegroeid in een dorp bij Arnhem maar no way dat ik ook maar iets ‘met’ Vitesse (spreek uit: ‘Vitas’) had.

Ik ben opgegroeid in een dorp bij Arnhem maar no way dat ik ook maar iets ‘met’ Vitesse (spreek uit: ‘Vitas’) had.

Ik krab vertwijfeld achter mijn oren als ik volwassen kerels en vrouwen in extase of rouw zie na een wedstrijd. Het interessante is dat het thema zich heeft verplaatst naar mijn vriendenkring: er zit geen fanaticus tussen die met sjaal in de lucht het clublied aanheft. Natuurlijk kén ik ze wel, er zitten ook leuke mensen bij, maar ik heb nog nooit met mijn naasten een gesprek over een voetbalclub gevoerd. Nog. Nooit.


En toch houd ook ik van voetbal. Als ik naar de radio luister. Niet wanneer een kneuzenploeg speelt die dreigt te degraderen en daardoor een ander programma de hele tijd wordt onderbroken, maar wel als bijvoorbeeld Ajax eerst met 3-0 achter staat en dan ‘uit de competitie ligt’ en dan in de laatste tien minuten alsnog wint. Dat werk. Die verslaggevers zijn tovenaars. Wanneer ik in de auto zit en zo’n wedstrijd is aan de gang en ik ben bijna thuis, ga ik extra langzaam rijden.


In mijn eigen microbiotoop ben ik ver verwijderd van de gekken die in fonteinen springen, hun hoofd schminken en liederen zingen.