Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Marcelo Baptista
opinie

Van der Pol | Kleur

Linda van der Pol,
3 mei 2017 - 07:46
Deel op

Het is eind april en het sneeuwt weer. Niet al te veel en niet al te hard, maar genoeg om onze hoop op vers gras en boombladeren opnieuw de kop in te drukken.

Ik sta met een been op de stoep en met een been in ’t café. Een Est met een royale snor blokkeert de ingang. Voor ik binnen mag, komt-ie verhaal halen.

 

‘Ben jij een Rus? Hij zegt van wel.’

Vanaf z’n kruk steekt mijn huisgenoot lacherig zijn hand op. Er staat al een pot bier voor hem.

‘Nee,’ zeg ik.

‘Welkom dan,’ zegt de Est, ‘drink wat.’

 

Daar het een piepkleine maar volle kroeg is, zit al het volk in een kring om de toog. Mannen met enorme neuzen, de meesten zeer zwijgzaam, een honderdjarig vrouwtje tussen hen in.

Ze is een begrip, de psychologe die speciaal kantoor houdt voor internationals die worstelen met de lange winter

Het is een nieuwe plek voor mij, een ouwe voor Estland – schijnbaar de enige waar je, in het gestadig baristaficerende Tallinn, nog een kop koffie krijgt voor een halve euro.

 

Ik vraag of Russen hier niets te drinken krijgen.

 

‘Ja hoor, dáár.’ Met zijn duim wijst de baas naar buiten, waar een pietluttig fonteintje een plein moet sieren. Er zit wonderwel een man op de rand. Met z’n armen maakt hij brede bewegingen en zijn mond staat niet stil. ’t Is min drie en op z’n bontmuts vormt zich een witte laag.

 

De waard haalt z’n schouders op. Ja, eenderde van de bevolking is Russisch, maar hij moet ze niet. Hij praat liever met me over tulpen, met mijn huisgenoot over Braziliaans carnaval.

 

Die huisgenoot heeft daar geen zin in. Z’n lach heeft-ie alweer begraven, hij oogt zeker zo triest als de rest van het cafébezoek. Hij komt net bij de studentpsycholoog vandaan. Ze is een begrip, de psychologe die speciaal kantoor houdt voor internationals die worstelen met de lange winter. De kou, de duisternis, het gemis aan zon. Vroeg of laat gaan we allemaal langs.

 

Mijn huisgenoot stond vlugger buiten dan verwacht. Ze had het dit keer bij een paar kribbige woorden gehouden.

’We zijn allemáál toe aan lente.’