Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: -JvL- (cc, via Flickr)
actueel

Tweede Kamer kritisch op hoog collegegeld tweede studie

Willem van Ewijk,
11 augustus 2016 - 15:38

De Universiteit van Amsterdam blijft erbij dat het collegegeld dat studenten voor een tweede studie moeten betalen gebaseerd is op het wegvallen van de rijksbijdrage. Er is al enige tijd kritiek op universiteiten dat ze de hoge bedragen die ze vragen aan studenten die een tweede studie willen doen niet goed verantwoorden. Er lijkt zelfs een Kamermeerderheid te zijn voor het maximeren van dat tarief.

Woensdag laaide de discussie weer op toen uit onderzoek van de Volkskrant bleek dat het aantal studenten dat een tweede studie doet de afgelopen vijf jaar met een derde is afgenomen. In het collegejaar 2011/2012 stopte de overheid met het financieren van een tweede studie omdat één opleiding genoeg kansen zou bieden op een baan. Universiteiten en hogescholen die zo de rijksbijdrage misliepen mochten studenten vervolgens instellingscollegegeld vragen als zij een tweede studie volgden.

 

Kostendekkend
De UvA zegt in haar inschrijvingsbesluit dat het colleggegeld kostendekkend moet zijn en het wegvallen van de rijksbijdrage moet compenseren. Ook andere universiteiten verantwoorden op deze manier de hoogte van het collegegeld. Maar als het bedrag dient ter compensatie van de rijksbijdrage dan zou het instellingsgeld aan alle universiteiten ongeveer hetzelfde moeten zijn. Toch zijn er tussen de verschillende UvA-faculteiten en tussen universiteiten onderling grote verschillen in wat een student voor een tweede studie moet betalen.

 

De meeste UvA-faculteiten vragen 9.000 euro per jaar. Maar bij sommige opleidingen, zoals tandheelkunde, betaalt een student jaarlijks 25.000 euro als hij al een studie heeft afgerond. Tussen universiteiten kunnen bovendien grote verschillen zitten in welke vergoeding ze voor dezelfde opleidingen vragen. Zo zou het collegegeld voor de opleiding geneeskunde variëren van tienduizend tot wel dertigduizend euro per jaar.

 

Veel studenten kunnen deze bedragen niet opbrengen en zien er daardoor vanaf om door te studeren. Of er aan de UvA ook een afname is kan de universiteit nog niet zeggen.

De minister vond dat er ‘een grote slag’ was gemaakt ‘in een transparante communicatie over de hoogte en motivering van het instellings- collegegeld’

Rechtszaak

Studentenvakbond LSVb en verschillende partijen in de Tweede Kamer roepen universiteiten al enige tijd op om de hoogte van het bedrag beter te verantwoorden. De Stichting Collectieve Actie Universiteiten probeerde met een gang naar de rechter tevergeefs om hogescholen en universiteiten te dwingen om transparanter te zijn en het instellingscollegeld te verlagen.


De fracties van de PvdA, VVD, D66 en het CDA in de Tweede Kamer hebben minister Bussemaker de afgelopen twee jaar al een paar keer om een verklaring gevraagd voor de verschillen. In antwoord op de vragen van PvdA-Kamerlid Mohammed Mohandis zei de minister de verschillen te gaan onderzoeken. Als bleek dat de universiteiten de hoogte van het instellingsgeld niet voldoende zouden motiveren zou ze overwegen een maximum in te voeren.

 

‘Grote slag’
Bussemaker zei bovendien al in maart 2014 een brief te hebben gestuurd aan de Colleges van Bestuur van de universiteiten. Hierin vroeg ze de universiteiten om uit te leggen hoe ze tot hun instellingscollegegeld waren gekomen. Ze zou eind 2014 met haar conclusies komen. Volgens een woordvoerder van de minister kwam Bussemaker uiteindelijk in april dit jaar met haar conclusies. De minister vond dat er ‘een grote slag’ was gemaakt ‘in een transparante communicatie over de hoogte en motivering van het instellingscollegegeld’. De informatie over de hoogte van het instellingscollegegeld is goed te vinden, schreef ze.

Naar aanleiding van het bericht in de Volkskrant herhaalden de partijen hun oproep. ‘De verschillen zijn onverklaarbaar hoog, dat is onacceptabel,’ zei PvdA-Kamerlid Mohammed Mohandis tegen de NOS. De SP heeft Kamervragen gesteld en wil dat er een maximum komt op het instellingsgeld als de verschillen blijven.