Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Daniël Rommens
actueel

‘De commissie kwam na de oorlog niet uit de lijst met slachtoffers’

Dirk Wolthekker,
4 mei 2016 - 11:45

Welke UvA-wetenschappers en studenten vonden door de oorlog de dood? Het zijn er heel wat, zo blijkt uit de oorlogsgeschiedschrijving over de UvA. De herinneringsplaquette voor hen allen in de Oudemanhuispoort vermeldt echter geen namen. Het voormalige geologisch instituut op de Roeterseilandcampus, waar nu psychologie huist, heeft wel een herinneringsplaquette met één naam: Ary Prins.

Geologiestudent Ary Prins, voorzitter van het begin jaren zeventig opgeheven corpsdispuut P.A.L.L.A.S., studeerde sinds 1939 aan de UvA. Via het dispuutshuis aan de Zwanenburgwal 42 kwam hij in contact met Dick – ook geschreven Dik – de Geus. Deze De Geus had aan de UvA Frans gestudeerd en was tijdens zijn studie lid geweest van P.A.L.L.A.S. De Geus, oud-strijder in het Vreemdelingenlegioen, was aan het begin van de oorlog direct lid geworden van de Ordedienst (OD), een ondergrondse organisatie met een militaire achtergrond. Via het dispuutshuis ronselde De Geus jongens voor het verzet. Zo ook Ary Prins, die de oorlog niet zou overleven.

Foto: Fotograaf onbekend
Ary Prins

‘Geol. Cand’

Over de oorlogslotgevallen van Ary Prins is bekend dat hij vanaf 1943 zijn medestudenten aanmoedigde de loyaliteitsverklaring niet te tekenen. Voor de inlichtingengroep Rolls Royce verzamelde hij in het hele land gegevens over vliegvelden en bunkers, totdat De Geus hem wierf voor de Binnenlandse StrijdkrachtenDe sinds september 1944 bestaande bundelinge van tot dan toe los van elkaar werkende verzetsgroepen..

 

‘Geol. Cand’ Prins – hij had in 1942 zijn kandidaatsexamen geologie gehaald – ging in het verzet en het P.A.L.L.A.S.-dispuutshuis werd ‘doorvoerstation’ van wapens. In 1944 werd Prins tijdens het afleveren van wapens gearresteerd en op transport gezet naar het doorgangskamp Amersfoort. Hij wist onderweg te ontsnappen, maar de vrijheid was van korte duur: niet lang daarna werd hij samen met een vriend tijdens een spionagetocht bij Barneveld opnieuw gearresteerd.

 

De jongens werden onderworpen aan zware verhoren. Ary zweeg, zijn kameraad sloeg door: de Sicherheitspolizei (SipoDe Sipo was de Duitse politieke recherche en de geheime inlichtingendienst.) trok op naar het P.A.L.L.A.S.-huis en arresteerde daar op 19 december 1944 alle aanwezige studenten. Onder hen ook Ary’s broer Herbert, student werktuigbouwkunde te Delft. Ary (24) en Herbert (22) werden – samen met andere studenten – op 7 januari 1945 in de Noord-Hollandse duinen gefusilleerd. Samen liggen ze op de Eerebegraafplaats in Bloemendaal.

‘Veel joodse studenten stonden buiten de universitaire gemeenschap’

Zelfmoord

Waarom alle andere UvA-wetenschappers, studenten en medewerkers niet met naam en toenaam zijn genoemd op de herinneringsplaquette in de Oudemanhuispoort is niet helemaal bekend. Wellicht waren het gewoon te veel, wellicht was men bang. ‘Kort na de oorlog is een commissie benoemd die zo’n lijst van gevallenen moest samenstellen, maar die kwam er niet uit,’ zegt oud-universiteitshistoricus Péjé Knegtmans. Hij verrichtte onderzoek naar de oorlogsgeschiedenis van de UvA. In zijn boek Een kwetsbaar centrum van de geest. De UvA tussen 1935 en 1950 heeft hij wél een lijst kunnen opnemen van de gevallenen aan de UvA.

 

Het is een lange lijst, van maar liefst zeven pagina’s: slachtoffers in de meidagen van 1940, waaronder hoogleraar sociologie en criminologie Willem BongerNaar hem is het Bonger Instituut voor criminologie vernoemd. (die zelfmoord pleegde), gefusilleerden (onder wie rechtenstudente Hannie Schaft), studenten die stierven als gevolg van oorlogs- en verzetshandelingen zoals beschietingen, overvallen en bombardementen, negentien joodse personeelsleden en 139 joodse studenten in de vernietigings- of andere kampen, overige personeelsleden en studenten in straf- en concentratiekampen, studenten in de Duitse Arbeitseinsatz, studenten die kort na de bevrijding stierven als gevolg van in gevangenschap geleden ontberingen en één staflid en vier studenten in Duitse dienst. Uiteraard komt in het boek ook de naam van Ary Prins voor.

 

260 doden

In totaal gaat het om iets meer dan 260 doden. ‘Zonder dat ik dat boek tot monument wil bestempelen, is het een zeer lange en treurigmakende lijst,’ zegt Knegtmans. In zijn boek schrijft hij nog iets opvallends over de omgekomen joodse studenten: direct na de oorlog werd er geïnventariseerd wie van hen waren verdwenen en niet waren teruggekeerd, maar dat bleek een lastige klus. ‘Vier maanden na de bevrijding kende men slechts enkele tientallen namen van omgekomen of vermiste joodse studenten. Een jaar later waren het er nauwelijks meer. Dat duidt erop dat veel joodse studenten buiten de universitaire gemeenschap stonden en bevestigt de indruk dat zij veelal tot de armere studenten behoorden.’