Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Bob Bronshoff
actueel

‘Schelvis praatte over de oorlog alsof die gisteren was afgelopen’

Mirna van Dijk,
4 april 2016 - 14:33

Gisteravond, op 3 april is Jules Schelvis op 95-jarige leeftijd overleden in zijn woonplaats Amstelveen. Schelvis was UvA-eredoctor. Hij ontving die onderscheiding in 2008 vanwege zijn wetenschappelijke standaardwerk over vernietigingskamp Sobibor.

Schelvis overleefde als enige van ruim drieduizend gevangenen – onder wie zijn eerste vrouw Rachel – een transport van kamp Westerbork naar Sobibor in 1943. Tijdens de oorlog documenteerde hij nauwgezet alles wat hij zag en meemaakte. Na zijn pensionering als hoofd personeelszaken van dagblad Het Vrije Volk begon hij te schrijven over de oorlog, en dat bleef hij doen. Hij reisde heel Europa af voor onderzoek, richtte Stichting Sobibor op en gaf vele gastcolleges en lezingen. In 2011 was hij getuige en Nebenkläger (mede-aanklager) in de rechtszaak tegen de van oorlogsmisdaden verdachte John Demjanjoek, de Oekraïner die in Sobibor bewaker is geweest. ‘Het behoort tot mijn werk. Ik heb mezelf een opdracht gegeven: blijven vertellen tot ik niet meer kan,’ zei Schelvis in 2013 in een interview met de Volkskrant

 

Liederen bij het kampvuur

Volgens goede vriend Johannes Houwink ten Cate, hoogleraar holocaust- en genocidestudies aan de UvA, verenigde Schelvis ‘de beste deugden van het vooroorlogse Amsterdamse socialisme’ in zich: opgewektheid en een rotsvast vertrouwen in de toekomst. ‘Hij was een typische vertegenwoordiger van dat milieu. Om een voorbeeld van dat vertrouwen te geven: toen hij vanuit Westerbork op transport werd gesteld naar Sobibor nam hij zijn gitaar mee, in de veronderstelling dat er ’s avonds tijd zou zijn voor liederen bij het kampvuur.’

‘Hij bezat het voor een historicus essentiële evenwicht tussen engagement en distantie’

Toen Schelvis zijn studie over Sobibor opstuurde naar het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie, besefte toenmalig directeur Loe de Jong direct dat hij een waardevol werk in handen had, vertelt Houwink ten Cate. ‘Het werd meteen erkend als iets goeds. Zijn persoonlijke herinneringen had hij al eerder opgeschreven in het boek Binnen de Poorten, dus die zaten niet meer in de weg. Sterker nog, hij verwees in zijn studie Vernietigingskamp Sobibor naar de persoonlijke herinneringen van Jules Schelvis alsof dat een andere persoon was. Hij bezat het voor een historicus essentiële evenwicht tussen engagement en distantie. Hij kon de distantie opbrengen om zonder academische achtergrond een studie van proefschriftkwaliteit te schrijven, en dat is precies waarvoor een UvA-eredoctoraat bedoeld is.’

 

Ook al gingen zijn persoonlijke herinneringen aan de oorlog hem met de jaren meer parten spelen, Schelvis gaf tot op hoge leeftijd graag gastcolleges. ‘En dat deed hij erg goed,’ zegt Houwink ten Cate. ‘Op een niet ongeestige manier en met een zekere afstand vertelde hij over de oorlog en dan dichtte hij zomaar een gat van zeventig jaar. Zoals Abram de Swaan zei: als Jules Schelvis over de oorlog praat, is het alsof die gisteren is afgelopen.’  

 

Folia sprak Schelvis toen hij in 2008 een eredoctoraat kreeg. Dat artikel is hieronder terug te lezen.