Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief!
Foto: Ka Wing Falkena
actueel

Bètastudenten strijden tegen ‘nutteloze’ verplichte werkgroepen

Fabienne Meijer,
29 maart 2016 - 16:55

De studentenraad van de Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde & Informatica op de UvA heeft sinds vorige week een meldpunt ‘ophokwerkgroepen’ opgericht. Hier kunnen studenten werkgroepen melden die zij als onnodig verplicht ervaren. Doel is om met de resultaten de discussie met de opleidingscommissies aan te gaan.

Raadslid Tycho van der Ouderaa houdt zich bezig met het meldpunt. ‘Verplichte werkgroepen zijn bij de UvA altijd al een issue geweest. Het gaat ons niet zozeer om de vraag of werkgroepen überhaupt verplicht moeten zijn: daar hebben we geen mening over. Waar we wel over in discussie willen gaan, is de vraag of álle werkgroepen verplicht moeten zijn. Wij denken namelijk dat dat niet zo is.’

‘Een student is een academicus in opleiding, daar mag je enige zelfstandigheid van verwachten’

Sommetjes maken
De raad laat weten in de wandelgangen klachten te ontvangen over zogenaamde ophokwerkgroepen, waar studenten wel verplicht op moeten komen dagen, maar waar geen onderwijs wordt gegeven. ‘In plaats daarvan moeten studenten sommetjes maken. Zulke werkgroepen dragen bij aan het studiesucces, maar het is niet de bedoeling dat ze enkel om die reden verplicht worden gesteld,’ zegt Van der Ouderaa. ‘Een student is een academicus in opleiding, daar mag je enige zelfstandigheid van verwachten.’

 

Via de website Meldpunt Ophokwerkgroep kunnen studenten aangeven welke werkgroepen volgens hen onnodig verplicht zijn. De reacties komen al binnen, meldt Van der Ouderaa. Over twee weken zullen de resultaten verzameld en intern besproken worden. Daarna wil de studentenraad de klachten aankaarten bij de opleidingscommissies, die over de curricula gaan. ‘We willen dat de discussie over het wel of niet verplicht stellen van een werkgroep op een lager niveau wordt gevoerd. Dit meldpunt kan ons helpen in kaart te brengen hoe breed dit probleem leeft en hoe erg studenten het vinden.’